Stan Draenos – Andreas Papandreou. The Making of a Greek Democrat and Political Maverick

Denk je aan politiek en Griekenland, dan kun je niet om de Papandréou-dynastie heen. Grootvader Geórgios, zoon Andréas en kleinzoon Giórgos, ze waren allemaal minister-president en vervulden verschillende ministersposten. In feite heeft de volledige twintigste eeuw politiek gezien in het teken gestaan van de drie heren. Daarom is het zo vreemd dat er tot voor kort geen enkele Engelstalige biografie over de Papandréou-familie was verschenen. Gelukkig is er sinds 2012 Andreas Papandreou. The Making of a Greek Democrat and Political Maverick, een boek van de  politicoloog Stan Draenos waarin hij de eerste 48 jaar van het leven van Andréas Papandréou beschrijft.

Andréas groeide op in Griekenland, maar vertrok voorjaar 1940 – na te zijn gearresteerd onder het Metaxás-regime wegens lidmaatschap van een trotskistische organisatie – op 21-jarige leeftijd naar de Verenigde Staten. Hij studeerde daar economie, trouwde met de Grieks-Amerikaanse Christina Rassia, en werd hoogleraar, onder meer in Berkeley. Gedurende twee decennia wilde hij niets weten van een leven in zijn vaderland. Ondertussen was zijn vader Geórgios een van de belangrijkste Griekse politici geworden. Hij was tijdens de Tweede Wereldoorlog tot premier van de Griekse regering in ballingschap benoemd en bekleedde in de jaren ’40 en ’50 verschillende ministersposten.
In september 1959 keerde Andréas voor een sabbatical terug naar Griekenland, maar hij was geshockeerd over wat hij daar aantrof. “Nothing can happen here”, liet hij zijn Grieks-Amerikaanse collega Adamántios Pepelásis weten. Toch wilde zijn vader, Geórgios senior, niets liever dan Andréas voorgoed te laten overkomen uit de Verenigde Staten zodat hij politiek actief kon worden in zijn vaders politieke partij EK (Eνωσις Κέντρου of De Unie van het Centrum). Het ultieme doel van Géorgios daarbij was de partij na verloop van tijd aan zijn zoon ‘over te dragen’.

In 1963, 23 jaar na Andréas’ vertrek uit Griekenland, werd de wens van zijn vader eindelijk in vervulling gebracht. Ze jonge Papandréou keerde voorgoed terug naar zijn geboorteland om zijn vader bij te staan in diens politieke strijd voor democratie. In de beginjaren, toen Andréas net terug was, opereerden ze tot op zekere hoogte zij aan zij. De strijd voor democratie, die bekend zou worden als de ‘aνένδοτος αγώνας’ (de onvermurwbare strijd) werd door vader en zoon echter anders ingevuld.
Geórgios senior was anti-communistisch en een groot voorstander van het Grieks lidmaatschap van de NAVO, wat vanzelfsprekend een zegen voor de Amerikanen was in de periode van de Truman Doctrine. Een democratisch Griekenland was voor de Verenigde Staten een noodzakelijke buffer tegenover het communistische Oost-Europa. Zoon Andréas daarentegen stond veel positievere tegenover de communisten en was tegen de Amerikaanse invloed in Griekenland. Hij zocht naar een nieuw links nationalisme en zijn slogan werd midden jaren ’60 dan ook ‘Η Ελλάδα στους Έλληνες’ (Griekenland behoort aan de Grieken).

In de loop van de jaren ’60 zagen de Amerikanen de EK en met name Andréas om die redenen in toenemende mate als een destructieve kracht in de Griekse politiek. Toen de verkiezingen van 28 mei 1967 naderden, bedachten de Amerikanen allerlei mogelijkheden om te voorkomen dat Andréas deze verkiezingen zou winnen: een coup laten plegen of de jonge politicus het land uit zetten. Actief ingrijpen bleek echter niet nodig; op 21 april 1967 greep een kleine groep kolonels de macht en werd Andréas – samen met duizenden andere Grieken – gearresteerd. Nog steeds is niet helemaal duidelijk of het vermoeden van vele Grieken dat de Amerikanen de kolonels in 1967 in het zadel hebben geholpen, juist is. Draenos gaat ervan uit dat de Amerikanen verrast waren dat de coup van het middenkader kwam, en niet van de generaals. “It was the right coup, but the wrong guys and the wrong time”, aldus militair attaché O.K. Marshall in Draenos’ boek.

Naast de interessante, complexe relatie tussen vader en zoon is de ingewikkelde verhouding tussen het leger, het koningshuis, de Verenigde Staten en de verschillende Griekse politici (de linkse EK van de Papandréou’s en rechts-liberale Karamanlís en zijn ERE) een goede reden om dit boek te lezen. De 20e eeuwse geschiedenis van de Griekse politiek is niet te begrijpen zonder kennis te nemen van de tegenstellingen en verbintenissen in deze ingewikkelde constellatie.
Draenos putte bij zijn onderzoek uitvoerig uit archieven en documenten van de Amerikaanse overheid en de CIA, die tot voor kort niet openbaar waren. Ook hield hij interviews en correspondeerde hij met betrokkenen uit die periode zoals Andréas’ tweede vrouw Margaret en diverse Amerikaanse oud-ambassadeurs als Monteagle Stearns en Robert Keeley.
Helaas eindigt het boek in het jaar 1967, ten tijde van de militaire coup. Draenos schijnt bezig te zijn met het tweede deel van Andréas’ biografie. De oud-politicus overleed in 1996, dus bijna 30 jaar Papandréou-geschiedenis én Griekse geschiedenis kunnen nog worden beschreven.