Afgelopen vrijdag 30 oktober, om 13.51 uur, werd het oostelijk deel van de Egeïsche Zee getroffen door een forse aardbeving van 7.0 op de schaal van Richter. De Griekse eilanden Samos, Chios, Ikaria, de Turkse kuststad Izmir en het omliggend gebied werden door de beving en de daarmee gepaard gaande tsunami zwaar getroffen.
Tot op heden zijn er 116 doden geteld in Izmir en twee op Samos. Meer dan duizend mensen zijn gewond geraakt en er is grote schade aan gebouwen en aan de infrastructuur in beide landen. Grieks premier Mitsotakis schreef diezelfde middag nog op zijn Twitter-account @primeminsterGR dat hij president Erdogan had gebeld. Hij schreef: “Whatever our differences, these are times when our people need to stand together”. Erdogan op zijn beurt reageerde via zijn account @RTErdogan met de woorden: “That two neighbors show solidarity in difficult times is more valuable than many things in life.”
Normaal gesproken zouden dergelijke steunbetuigingen vrij gebruikelijk zijn tussen twee buurlanden die worden getroffen door een landsgrensoverschrijdende natuurramp. En zou geen enkele journalist deze uitspraken citeren. In het geval van Griekenland en Turkije zijn bovengenoemde woorden vrij opvallend. Met name nu, aangezien de spanningen tussen Griekenland en Turkije de afgelopen maanden zo hoog opliepen, dat menigeen zelfs vreesde voor een gewapend conflict aan de oostrand van Europa.
Dat de verhouding tussen Turkije en Griekenland niet altijd even soepel is, dat was al bekend. Het feit dat een groot deel van het Byzantijnse rijk in 1453 bij het Beleg van Constantinopel werd ingelijfd door het Ottomaanse leger, waarna het gebied dat nu Griekenland heet, eeuwenlang onderdeel was van het Ottomaanse rijk, heeft tot op heden gevolgen voor de verhouding tussen de Grieken en de Turken. Ook tegenwoordig nog laait de animositeit regelmatig op. Regelmatig schenden straaljagers van Turkse zijde het Griekse luchtruim, planten Turken provocerende vlaggen op Griekse eilandjes, en vice versa. In 1996 nog raakten beide landen bijna in oorlog met elkaar door een ruzie over het Griekse eiland Imia, vlak voor de Turkse kust.
Afgelopen zomer leek die situatie zich ineens te verharden. Zo was daar op 24 juli het besluit van premier Erdogan om de Hagia Sophia in Istanbul weer in gebruik te laten nemen als moskee. De kerk, ooit gebouwd in de 6e eeuw door de Byzantijnse heerser Justinianus, wordt door de Grieken nog steeds gezien als hét symbool van het orthodoxe geloof. In 1453, bij de inname van Istanbul (destijds Constantinopel) werd de kerk een moskee. Atatürk maakte daar in 1934 een einde aan door van het gigantische monument een museum te maken. Tot Erdogan afgelopen zomer anders besloot. Beelden van biddende moslims gingen de hele wereld over. De verontwaardiging en woede onder veel Grieken was groot.
Twee weken later was er opnieuw onrust. Turkije had een onderzoeksschip op pad gestuurd dat in de Egeïsche Zee op zoek ging naar gasvoorraden. Het schip – druk bezig met proefboringen en seismologisch onderzoek – werd dagenlang gesignaleerd ten zuiden van het Griekse eiland Kastellorizo waar zich een gigantisch gasveld bevindt. De Turkse overheid liet zelfs een aantal marineschepen meevaren met het onderzoeksschip Oruç Reis. Op 12 augustus zou er naar verluid zelfs een confrontatie zijn geweest tussen Griekse en Turkse militaire fregatten waarbij een Turks schip schade zou hebben opgelopen. Vanwege de commotie stuurde Frankrijk op 13 augustus een marineschip en twee gevechtsvliegtuigen. Uit voorzorg, mocht er oorlog uitbreken? Of om te imponeren en Erdogan duidelijk te maken dat er ook met de Europese Unie niet te sollen valt?
Over de grens tussen beide landen, daar midden op zee, is al lange tijd onenigheid. Volgens de Grieken hebben de honderden Griekse eilanden allemaal recht op een zgn. Exclusieve Economische Zone (EEZ) van maximaal 200 zeemijl. Deze visie zou direct voortvloeien uit het zeerechtverdrag UNCLOS van de VN. Met andere woorden: Griekenland meent hier op zee de exclusieve rechten te hebben. Volgens de Turken is deze uitleg absurd. Het zou betekenen, zo zeggen de Turken, dat Griekenland recht heeft op 40.000 kilometer zee en de Turken amper aanspraak kunnen maken op een stukje van al dat water. Turkije heeft het verdrag dan ook niet geratificeerd. Dit verschil van mening leidt ertoe dat de geclaimde zones van Griekenland en Turkije elkaar in feite overlappen. Niet een beetje, maar aanzienlijk. Niet alleen bij het eiland Kastellorizo (dat in 1947 deel van Griekenland werd bij de ondertekening van het Verdrag van Parijs), maar in een heel groot gebied tussen Kreta en Cyprus.
Uiteraard gaat het hier om veel meer dan een simpel grensconflict. Het gebied in kwestie is van essentieel belang voor zowel de visserij als de gas en oliewinningen. Nu in de afgelopen jaren door voortschrijdende technieken steeds meer bekend wordt over de aanwezige gas en olievoorraden, proberen beide landen hun rechten te doen gelden. Griekenland wil het gas graag samen met Egypte, Israël en Cyprus via pijpleidingen naar Europa vervoeren. Turkije claimt grotendeels dezelfde voorraden en zoekt daarvoor aansluiting bij Libië. Winning van deze gasvelden zou Turkije energie-onafhankelijk kunnen maken en daardoor meer macht in de regio kunnen opleveren.
De kans dat de recente aardbeving de verhouding tussen beide landen structureel verbetert, is niet erg groot. Maar voor nu is de sfeer even iets minder gespannen en gaat alle aandacht in beide landen uit naar de reddings- en herstelwerkzaamheden en de wederzijdse hulp daarbij.
Meer weten?
Bekijk de reportage van correspondente Saskia Dekker, die in augustus voor de NOS naar Kastellorizo toog: NOS-Nieuwsuur en lees het artikel van Nektaria Stamouli van 22 september 2020 op de website Politico.
En wil je meer weten over de verhouding tussen Griekenland en Turkije? Lees dan ook hoofdstuk 25 ‘De verhouding met Turkije’ in mijn boek ‘Het verdriet van Griekenland’.