Op dinsdag 10 januari overleed de Griekse koning, Constantijn II. Hij werd 82 jaar oud. Op de begrafenis van Konstantínos – zoals zijn naam in het Grieks luidt – waren leden van een groot aantal Europese koningshuizen aanwezig. Koning Willem-Alexander, koningin Maxima en prinses Beatrix, en tientallen leden van de Belgische, Noorse, Deense, Zweedse, Spaanse, Britse, Monegaskische en Jordaanse koningshuizen woonden de plechtigheid in de Mitrópoli, de kathedraal van Athene bij.
Maar wie was deze man? Griekenland is toch een republiek, en geen monarchie? Hoe kan het dan dat Griekenland een koning heeft? Voor een uitleg moeten we terug in de tijd, naar het begin van de 19e eeuw.
Een onafhankelijk Griekenland.
In 1832 werd Griekenland na een langdurige onafhankelijkheidsstrijd tegen de Ottomanen onafhankelijk. De grootmachten, die de Grieken in de laatste jaren van de oorlog te hulp waren geschoten, besloten dat Griekenland een monarchie moest worden. Griekse diplomaten reisden de Europese hoven af om een koning voor Griekenland te vinden, maar geen enkele regerende vorst wilde zijn zoon naar dit kersverse land in de tumultueuze Balkan sturen. Gelukkig voor de Grieken stuitte men op de Beierse koning Ludwig I van het huis Wittelsbach, een fervent filhelleen, die zijn zoon Otto naar voren schoof. Omdat deze prins nog minderjarig was, werd de klus in de beginjaren door drie regenten geklaard. Vanaf 1835 nam koning Otto het stokje zelf over. Niet alle Grieken waren blij met de buitenlandse inmenging en de bijbehorende koning. Na een tumultueuze tijd dwong de legerleiding koning Otto in 1862 dan ook tot afstand van de troon. De ‘Vavarokratía’, zoals de Grieken de heerschappij van de Duitsers noemden, kwam na dertig jaar tot een einde.
Maar het einde van het koningschap van Otto betekende niet het einde van de monarchie in Griekenland. Na zijn vertrek in 1862 gingen de grootmachten met de Griekse regering in conclaaf over een opvolger. Die werd gevonden bij het Deense koningshuis Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg. De achttienjarige prins Wilhelm George, tweede zoon van koning Christiaan XV, besteeg in 1863 als koning George I de troon. Hij zou tot aan zijn overlijden in 1913 koning blijven, een periode van maar liefst vijftig jaar.
Na zijn dood bestegen achtereenvolgens nog vijf andere Glückburgs de troon. De nu net overleden Constantijn was een van hen; hij werd in februari 1964 gekroond. Constantijn was destijds pas 23 jaar oud, had eigenlijk plannen om in de Verenigde Staten te gaan studeren en werken, maar door het vroege overlijden van zijn vader, koning Paul, liep dat anders. Hij moest het stokje overnemen en kon aan de bak. In de eerste maanden liep het op rolletjes; Constantijn was vrij populair onder de Griekse bevolking, onder meer door het winnen van een gouden medaille bij het zeilen tijdens de Olympisch Spelen van 1960. Hij leek daarnaast wel een klik te hebben met de premier. Ook het huwelijk met de Deense prinses Anne Marie in september van dat jaar gaf nog wat extra glans aan zijn koningschap. Maar al vrij snel kwamen er barsten in het nieuwe koningschap.
Kolonels aan de macht.
Politiek gezien was het een uitermate roerige tijd. De gematigd linkse Géorgios Papandréou van de socialistische PASOK was sinds de verkiezingen van 1964 premier. Conservatief rechts was niet te spreken over de linkse koers van de premier en de groeiende macht van zijn zoon Andréas. Conflicten tussen premier en koning, met name over de invloed op het leger, leidden ertoe dat de premier in juli 1964 opstapte.
Van belang bij dit alles was natuurlijk ook de internationale context. Vrijwel alle landen in het oosten van Europa waren communistisch, vielen onder de invloedsfeer van de Sowjet-Unie. Dat gold ook voor alle landen die Griekenland aan de west en noordzijde omringden: Albanië, Joegoslavië en Bulgarije. Een Griekenland dat onder communistische invloed zou raken, was een doemscenario voor velen, in binnen- en buitenland.
In mei 1967 zouden er nieuwe verkiezingen plaatsvinden en de tegenstanders van PASOK – inclusief het leger en de koning – vreesden door de stijgende populariteit van vader Géorgios en zoon Andreas voor een enorme zege van links. Maar zover lieten sommigen het niet komen. Op 21 april 1967 greep een groep kolonels de macht en werd alles anders in dit land. Het kolonelsregime, ook wel de ‘junta’ genoemd, zou van 1967 tot 1974 een waar schrikbewind voeren.
Het doek ging neer voor het Griekse koningshuis.
En wat deed de koning? De jonge onervaren koning bereidde in het geheim met een paar andere kopstukken uit het leger een staatsgreep voor, maar dat plan kwam uit en strandde daardoor jammerlijk. Constantijn vreesde voor zijn leven en vluchtte eind 1967 met zijn vrouw naar buurland Italië. “Dat was de ergste dag van mijn leven” zou hij daar jaren later over zeggen.
Toen het kolonelsregime na een paar jaar ten val kwam, besloot de nieuwe regering onder leiding van Karamanlís een referendum te houden over het bestaan van de monarchie. Ruim 69 procent van de Grieken stemde daarbij voor een republiek. Constantijn had gehoopt in het kielzog van de nieuwe premier weer te kunnen terugkeren naar zijn vaderland. Dat bleek dus ijdele hoop. Hij had zich compleet verkeken op de steun van het volk. En het doek voor het Griekse koningshuis ging neer.
Constantijn leek dit besluit in de jaren daarna te accepteren. Hij kon weinig anders, en bouwde met zijn gezin een leven op in Hampstead Garden in London. Makkelijk was dat naar eigen zeggen niet. Om te beginnen miste hij zijn vaderland enorm. “Alle Grieken die in ballingschap leven, willen terug. Griekenland zit in hun bloed”, zo verklaarde hij in interviews vaak. Ook had de regering bij de afschaffing van de monarchie de meeste bezittingen afgenomen; deze werden staatseigendom. Constantijn zou de kwestie jaren later voor de rechter brengen. Waarna het Europese Hof in 2002 besloot dat de Glückburgs recht hadden op een schadevergoeding van 4.000.000.000 drachme (ongeveer 13 miljoen euro). Niet de 250 miljoen die hij had geëist.
In 1981 mocht Constantijn even terugkeren naar zijn vaderland voor de begrafenis van zijn moeder Frederika, maar men stond niet toe dat hij ook maar één dag langer bleef. Hij moest dezelfde dag nog vertrekken. Wat hem ook zwaar viel, was het besluit in 1994, van de destijds socialistische regering onder leiding van dezelfde Andréas Papandréou, hem zijn staatsburgerschap af te nemen. In latere jaren werden de opeenvolgende Griekse regeringen iets toleranter en zou hij zijn vaderland vaker bezoeken en kon hij op een zeker moment een zomerhuis op de Peloponnesos kopen. Bij ieder interview was de rode draad, zijn liefde voor het land. Zo zei hij in 2008 tijdens een bezoek aan de Olympische Spelen in Athene: “Terug in Griekenland, de Griekse geur van de zee, de bergen zien, en bij Griekse mensen zijn is het voornaamste. Het maakt mij niet uit of ik staatshoofd ben of de koning van het land of alleen een simpele burger. Het samenzijn met Griekse mensen en in mijn eigen land zijn, betekent het meest”. Toch was van een volledige acceptatie ook geen sprake. Zo bleef hij zich al die jaren koning noemen, en zijn vijf kinderen prinsen en prinsessen.
Terug naar Griekenland.
Maar er is meer. In een Griekse krant las ik vorige week dat uit archieven blijkt dat de koning in de tweede helft van de jaren ’70 vanuit London heeft gewerkt aan een coup om premier Karamanlís te doden en het regime omver te werpen. Dat gegeven staat haaks op het beeld van de vriendelijke koning zonder koninkrijk die in zijn jonge jaren een paar domme fouten heeft gemaakt en weinig kaas had gegeten van politiek.
In 2013 keerde hij na 46 jaar ballingschap definitief terug naar Griekenland. Naar eigen zeggen vanwege zijn liefde voor Griekenland. Hij vestigde zich in Porto Heli op de Peloponnesos en deels in Athene. Constantijn ligt sinds vorige week begraven op de koninklijke begraafplaats Tatoï, ten noorden van Athene.
Een paar jaar geleden bezocht ik Tatoï en maakte ik de foto’s die je bij dit bericht ziet. Op een heuvel tussen de bomen liggen vrijwel alle leden van de Glücksburg-familie begraven. Drie generaties koningen, van de eerste George I (die in 1913 overleed) tot de op één na laatste koning Paul I (die in 1964 overleed). Ook vrijwel alle echtgenotes van deze koningen zijn hier na hun dood begraven. De witmarmeren graven liggen niet gecentreerd bij elkaar, maar verspreid in het bos, met in het midden een kapel. De Griekse overheid besloot enige jaren geleden dat dit de enige plek is waar de koninklijke familie nog gebruik van mag maken. In augustus 2021 brak er een grote brand in het gebied uit. Een groot deel van het bos bij Tatoï werd in as gelegd en ook het voormalig zomerpaleis en de begraafplaats raakte zwaar beschadigd.
Een biografie van koning Constantijn is er nog niet. Hopelijk wordt die de komende tijd wel geschreven, en worden archieven openbaar en bestudeerd want het leven van de koning is zo nauw verweven met de historische en politieke ontwikkelingen gedurende de 20e en 21e eeuw dat het een interessante studie zou zijn. De werkelijkheid is vast nog veel complexer dan hierboven geschetst.