Aanstaande zondag gaan de Grieken naar de stembus. De landelijke verkiezingen hadden eigenlijk komend najaar, in oktober, moeten plaatsvinden, dan pas zou het vierjarig mandaat van premier Tsipras en zijn partij Syriza eindigen. De verkiezingen zijn vervroegd omdat Syriza bij de Europese verkiezingen afgelopen mei een nederlaag heeft geleden. Syriza kreeg daarbij bijna 24% van de stemmen, terwijl de grootste oppositiepartij Néa Dimokratía iets meer dan 33% binnensleepte. Aanmerkelijk meer dus. Vooraf had Tsipras al aangekondigd de verkiezingen te zien als vertrouwensstem, waaraan hij mogelijk conclusies zou verbinden. Hij heeft in die zin woord gehouden.
Terug in de geschiedenis.
Om deze verkiezingen te begrijpen, moeten we even terug in de geschiedenis. De Grieken hebben decennialang, sinds het einde van de kolonelsjunta in 1974, beurtelings op de sociaal-democratische PASOK of de conservatieve Néa Dimokratía gestemd. Een van beide partijen behaalde vrijwel altijd de absolute meerderheid, dus coalities hoefden vrijwel nooit te worden gevormd. Die tweedeling heeft de politiek zo’n 40 jaar lang de politiek beheerst. Niet alleen de politiek, maar de hele samenleving. Je was voor de een, of voor de ander.
Dat veranderde radicaal nadat in 2009 de crisis uitbrak. De bevolking verweet beide partijen met geld te hebben gesmeten, met de cijfers richting Brussel te hebben gesjoemeld, en zichzelf en hun aanhang te hebben verrijkt. Een deel van de Grieken was van mening dat de PASOK, en de daaraan verbonden Papandréou familie, het land in de afgrond had gestort. Een ander deel vond dat de Karamanlis-familie van de ND het land tot een faillissement had gebracht. Het volk snakte naar verandering, en bij de verkiezingen in 2015 was hun hoop gericht op de onorthodoxe Syriza, die nooit eerder had geregeerd, en dus ook niet debet was aan de ellende die in 2009 was begonnen. Syriza (‘de Coalitie van Radicaal Links’) was een amalgaan van uiterst linkse splintergroeperingen (Trotskisten, Maoïsten, Groenen, etc.). Deze partij behaalde bij de verkiezingen begin 2015 een overweldigend succes met 36,4% van alle stemmen. Met de slogan ‘De hoop komt eraan’ verkondigden zij precies waar de Grieken toen behoefte aan hadden: hoop, vooruitgang, een weg uit de misère. En, niet onbelangrijk: Tsipras schreeuwde van de daken dat hij de afspraken met de EU en het IMF ging terugdraaien, en kwijtschelding van een deel van de schulden zou eisen. Een welkome boodschap voor een volk dat al bezuiniging op bezuiniging op bezuiniging te verduren had gekregen, in een land waar op dat moment het werkloosheidspercentage 25% was, onder jongeren zelfs 50%.
De eerste zes regeringsmaanden waren dramatisch. Iedereen herinnert zich nog wel hoe Syriza, (met de charismatische Yiánnis Varoufákis als minister van Financiën) de degens kruiste met de EU (en eurogroep voorzitter Jeroen Dijsselbloem) en het IMF. Na zes maanden schaken en armpje drukken, bleek deze strijd tegen de titanen voor Syriza niet te winnen. Aan het einde van die zomer bond de Griekse regering dan ook in, er werd een derde hulppakket verstrekt en ook Syriza besloot aan de leiband van Europa te gaan lopen en alle eisen tot hervorming en bezuiniging keurig uit te voeren. En dat laatste is precies wat is gebeurd de afgelopen 4 jaar.
Hoe is het Syriza vergaan de afgelopen vier jaar?
Als je nu terugkijkt, kun je enerzijds zeggen dat het Syriza vrij aardig af is gegaan. Tsipras heeft Griekenland door vier lastige jaren heen geloodst, zonder al te veel brokken te maken. Dit is in feite ook de paradox van deze man; hij heeft als geen ander bijna vier jaar lang het Europees programma uitgevoerd, terwijl hij vooraf een van de grootste criticasters was. Internationaal gezien is een van de grootste verdiensten het feit dat Tsipras de langlopende vete met buurland FYROM, nu Noord Macedonië geheten, heeft opgelost. Sinds 1991 werd over de naam gesteggeld, en vorig jaar bereikte Tsipras en premier Zaev van FYROM een akkoord.
Je zou zelfs het standpunt kunnen verdedigen dat alleen een linkse regering als Syriza deze klus had kunnen klaren. De meest heftige bezuinigingen zijn in de laatste vier jaar doorgevoerd, en dat beleid had bij iedere andere partij zeker geleid tot gigantische demonstraties, stakingen en rellen. Maar het deel van de bevolking dat normaal gesproken deze stakingen en demonstraties organiseert en eraan deelneemt (vakbonden, studentengroeperingen e.d.) was precies het deel dat op Syriza hadden gestemd, links Griekenland dus.
Anderzijds is het de afgelopen jaren steeds slechter gegaan. Want hoe is de situatie in Griekenland nu? In het Grieks is er een spreekwoord dat luidt: “Toen we de ezel zover hadden dat hij zonder eten toekon, ging hij helaas dood”. En dat is eigenlijk de situatie op dit moment. Griekenland is in Nederland van de voorpagina’s verdwenen, dus veel mensen hebben het idee dat het daar prima gaat, maar dat is allesbehalve het geval. Het is de afgelopen jaren steeds slechter gegaan. Sinds eind 2009, nu dus bijna tien jaar, hebben de Grieken te maken gekregen met bezuiniging op bezuiniging op bezuiniging. De jarenlange dwangbuis – in ruil voor de 273,7 miljard euro – heeft dramatische schade aangericht in talloze sectoren van de samenleving: de gezondheidszorg, het onderwijs, de infrastructuur, de economie. Het weefsel van de maatschappij heeft zo’n enorme averij opgelopen, dat dit niet gemakkelijk te herstellen is. De voorwaarden voor economische groei zijn met alle maatregelen doodeenvoudig om zeep geholpen. Uit een analyse van het IMF van vorig jaar blijkt bijvoorbeeld dat er maar vier landen in de wereld zijn wiens economie nog meer is geslonken dan de Griekse: Yemen, Libië, Venezuela en Guinee.
Afgezien van die kaalslag in vrijwel alle sectoren, is de situatie voor de Grieken zelf, en met name de middenklasse, anno 2019 vrij dramatisch. Om een paar cijfers te noemen: de werkloosheid is 18%, onder jongeren zelfs 40%. Voor degenen die wel werken, ziet het leven er ook niet rooskleurig uit: het minimumloon is ongeveer 600 euro per maand, let wel: voor een fulltime baan. Naar schatting 450.000 jongeren hebben de afgelopen jaren het land verlaten voor studie of werk, en 40% van hen wil überhaupt niet meer terugkeren. De armoede is groot: uit een recent rapport van het Griekse Bureau van Statistiek Elstat blijkt dat inmiddels één derde van de Grieken onder de armoedegrens leeft en een kwart van de huishoudens niet genoeg geld heeft om in de winter zijn huis warm te houden. De vluchtelingenproblematiek is ook nog steeds nijpend. De afgelopen zes maanden werden er 13.383 nieuwe vluchtelingen geregistreerd. Ongeveer 60.000 zitten nog steeds vast in allerlei opvangkampen. En let wel: dat zijn de officiële cijfers. Er zijn ook nog vele illegalen, niet geregistreerde vluchtelingen. Verder zijn honderdduizenden Grieken al jaren niet in staat hun maandelijkse lasten van hypotheek en andere leningen te betalen. Het gaat inmiddels om bijna 90 miljard aan oninbare leningen van banken, dat is ongeveer 50% van het Bruto Nationaal Product.
Macro-economisch ziet het er misschien ietsje beter uit. Sinds vorig jaar zijn de hulpprogramma’s geëindigd en kan Griekenland weer geld lenen op de internationale markten (maar dat is uiteraard veel duurder dan de leningen van de EU en het IMG van de afgelopen jaren). Maar daar merkt de gewone Griek weinig van.
Wat zal er zondag gebeuren?
De keuze voor de Grieken is beperkt. Grieken weten het niet zo goed meer. Links of rechts is niet meer van belang. Grieken willen verbetering van hun situatie, een uitweg uit deze hel. En aan de belangrijkste drie partijen hangt nu de geur van bezuinigingen en kaalslag van het land. Dat gold al voor de PASOK en de ND, maar nu dus ook voor Syriza. In 2014 stemde met name de middenklasse massaal voor Syriza. Dat is nu net de groep die het zwaar te verduren heeft gekregen de afgelopen jaren, dus zij keren de partij van Tsipras nu de rug toe. PASOK bestaat niet meer, de partij is opgegaan in een nieuw verband: KINAL, ‘de Beweging van Verandering’.Dan heb je nog de extreme uitersten: de communistische KKE en de rechtsextremistisch Gouden Dageraad en de partij Griekse Hoop. Zij halen waarschijnlijk wel de kiesdrempel en komen in het parlement maar zullen geen rol van betekenis gaan hebben.
Uit alle peilingen, én uit de Europese verkiezingen van eind mei blijkt wel dat Syriza wordt afgerekend op 4 jaar bezuinigen en de ND zal gaan winnen.De peilingen geven een winst aan voor ND tussen de 35 en 40%, Syriza gaat eindigen op 26 tot 31%. Dat zou zelfs kunnen betekenen dat de ND een absolute meerderheid in het parlement heeft na zondag en geen samenwerking met anderen hoeft te zoeken.
Huidig partijleider is Kyriákos Mitsotákis. Hij is een telg uit een van de grote Griekse politieke families. Zijn vader Konstantínos Mitsotákis was in de jaren ’90 premier voor de ND, zijn zus Dóra Bakoyiánnis was minister, burgemeester van Athene en is nu al jaren parlementariër.
Hijzelf studeerde aan Harvard, werkte als consultant bij McKinsey in London en kwam terug naar Athene om als bankier te gaan werken. Hij is sinds 2004 lid van het parlement, en was eerder actief als minister in de jaren 2013 tot 2015. Hij hoort dus tot de elite, tot datgene waar veel Grieken een hekel aan hebben gekregen. En tot de partij die 40 jaar lang een factor van belang was en die door velen verantwoordelijk wordt geacht voor het failliet van het land.
Daar staat tegenover dat Mitsotakis vele Grieken nu weet te verleiden met het verhaal dat de ND het nu anders zal doen. Dat er korte metten worden gemaakt met cliëntelisme, corruptie en vriendjespolitiek. En dat de partij wil inzetten op economische groei. Mitsotakis wil een herziening van het belastingstelsel (reductie van de BTW op levensmiddelen, onroerend goed belasting, inkomstenbelasting), hervorming van het pensioenstelsel, hervorming van de overheidsstructuur. En daarnaast vooral: investeren in de economie en daarmee de braindrain tegengaan, privatisering van staatsbedrijven, buitenlandse investeerders aantrekken en een gunstig belastingklimaat creëren voor Griekse én buitenlandse bedrijven.
Dát verhaal spreekt aan. En de ND heeft het geluk dat de hulpprogramma’s, en daarmee de strenge eisen van de EU en het IMF, vorig jaar zijn geëindigd. Daarmee kan deze partij nu de vruchten plukken van de inspanningen van Syriza en voorgaande regeringen. Dus de uitslag komende zondag is vrijwel zeker.
Maar, hoe hij dat wil betalen, is nog vrij onduidelijk. De Griekse regering (wie ook de winnaar wordt) kan niet zomaar met geld gaan smijten. Men moet nog steeds aan bepaalde eisen van de EU en het IMF beantwoorden. Ik acht de kans dan ook vrij groot dat er weinig terecht komt van al deze beloftes. Tenzij ze de motor van de economie daadwerkelijk weten aan te zwengelen. Of de nieuwe regering moet weer kiezen tussen geld lenen op grote schaal, dat kan nu weer, maar wel tegen hoge rentes. In dat geval zijn de Grieken helaas weer terug bij af.