Gisteren, 19 mei, werd op verschillende plaatsen in Griekenland stilgestaan bij de Pontische genocide. Er werden kransen gelegd bij de monumenten, die ter nagedachtenis van de Pontiërs in een paar steden in het land zijn opgericht. Een van deze plaatsen is Kallithea, de Atheense wijk ten zuidwesten van het stadscentrum waar al decennialang veel Pontiërs wonen. Daar staat een beeld van een gezin – vader, moeder met baby en een klein meisje – met daaronder de woorden ‘Iroon Ellinon tou Pontou’ (Griekse helden van de Pontos).
Wie zijn de Pontiërs? Ik sla er het boek Zwarte Zee van de Schotse schrijver Neal Ascherson nog eens op na. Het zijn Grieken die van oudsher in verschillende gebieden rond de Zwarte Zee woonden. Ze waren oorspronkelijk afkomstig uit Ionië, en hadden zich al in de 8e eeuw voor Christus in het uiterste noorden van het huidige Turkije gevestigd. Daar, aan de Zwarte Zee, hadden ze de steden Samsun, Sinop, Ordu en Trabzon gesticht. Ze noemden het gebied ‘Pontos’, dat in het oud-grieks ‘zee’ betekent, en gaandeweg werd ook het volk door anderen ‘Pontios’ genoemd.
Naast de concentratie van Pontiërs in die regio ontstonden er in de loop van de daaropvolgende eeuwen ook grote Pontische gemeenschappen in de andere landen aan de Zwarte Zee: Georgië, Rusland, de Oekraïne en Kazachstan. Al deze Pontiërs zijn christelijk en spreken dezelfde taal, het Pontisch, dat een variant van het Grieks is.
Het huidige Turkije – het gebied aan de Zwarte Zee, de Anatolische hoogvlakte, Klein-Azië – was gedurende een lange periode een amalgaan van etniciteiten: hier woonden Turken, Grieken, Armeniërs, Joden, Abchaziërs en Assyriërs. Deze gemengde bevolking werd geregeerd door achtereenvolgens Romeinen, Byzantijnen en Turken. Dat samenleven in een multi-etnisch rijk ging niet altijd goed, maar vaak wel. Pas in de 20e eeuw ging het echt mis.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog koos het Ottomaanse rijk – als bondgenoot van Duitsland – de zijde van de centrale mogendheden, waardoor het in oorlog raakte met Rusland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Griekenland daarentegen stond aan de kant van de geallieerden. Meteen al in 1914, het eerste oorlogsjaar, werden de eerste Pontische Grieken door het Turks leger opgepakt, vermoord of naar concentratiekampen gebracht. In de oorlogsjaren en tijdens de daarop volgende Grieks-Turkse oorlog van 1919-1922 verergerde deze situatie. Vele Pontiërs werden vermoord, de rest werd verdreven. Duizenden werden gedwongen het gebied te voet te verlaten. Het was natuurlijk niet de bedoeling dat men zich in een ander deel van Turkije vestigde, dus de voettocht strekte zich uit tot over de grens, dwars door Anatolië. Velen stierven tijdens de duizenden kilometers durende reis. De cijfers zijn onduidelijk maar naar schatting vonden 350.00-1.000.000 Pontiërs in de jaren 1914-1922 de dood door terechtstelling, marteling en verdrijving. Niet alleen de Griekse Pontiërs waren het slachtoffer van deze etnische zuivering. Ook de Grieken in Klein-Azië, Armeniërs en andere christelijke volkeren vonden massaal de dood.
Toen in 1923 bij het Verdrag van Lausanne de grenzen van het nieuwe Turkije werden vastgelegd, kwamen Griekenland en Turkije overeen, hun minderheden uit te wisselen. Meer dan 1 miljoen christelijke overlevenden van de etnische zuivering werden gedwongen Turkije te verlaten, terwijl bijna een half miljoen moslims Griekenland uit werden gezet. De meesten van die christelijke Grieken waren Pontiërs. Deze volksverhuizing heette in diplomatieke termen ‘uitwisseling’, maar wordt door de Grieken nog steeds aangeduid als ‘Megali Katastrofi’.
Meer dan 70 jaar later, in 1994, erkende het Grieks parlement de Pontische genocide. Men wees 19 mei aan als dag van de herdenking. Die datum refereert aan de dag dat Kemal Atatürk in het jaar 1919 in de stad Samsun, komend vanuit de Zwarte Zee, aan land kwam en in opdracht van de sultan ‘orde op zaken kwam stellen’.
Tot op de dag van vandaag ontkent de Turkse overheid deze genocide. 19 mei is zelfs een nationale feestdag, waarbij de Turken de ‘verdrijving van de vijand’ vieren en Atatürk eren.
20 mei 2013