Bikepacking in de Peloponnesos

Fietsen door Griekenland? Kan dat wel? Is dat niet te heet? Te gevaarlijk? Te lastig? Dat vroegen een paar mensen die ons op Schiphol twee weken geleden zagen inchecken met twee grote fietskoffers. Ach, er zijn mensen die de hele wereld doorkruisen met een fiets (lees bijvoorbeeld de boeken van reisschrijvers als de Ierse Dervla Murphy, de Britse arts Stephen Fabes of Heinz Stücke uit Duitsland). Waarom zou je dan niet door Griekenland kunnen fietsen?

De afgelopen twee weken trok ik op een fiets door de Peloponnesos. Ik nam eerder al eens mijn wielrenfiets mee naar Griekenland (afgelopen winter), waarbij ik verschillende dagtochten vanuit één standplaats maakte. Deze keer maakte ik voor het eerst een tocht van plek naar plek, met mijn eigen wielrenfiets. We fietsten van de stad Kalamata langs de kust naar de zuidpunt van de Mani, trokken door het groene Parnon-gebergte en vervolgens door het ruige Taigetos-gebergte en keerden na tien dagen weer terug in Kalamata. Een tocht van zo’n 450 kilometer, waarbij we in totaal 9500 hoogtemeters maakten, grotendeels over asfalt, en deels over onverharde paden.

Het was geen makkelijke reis. Fietsen langs de kust betekent in Griekenland niet dat je op vlak terrein fietst. Een kustweg gaat op en af, en op en af, en nog een keer op en af. Vijftig kilometer afleggen is daar iets heel anders dan diezelfde afstand in Nederland fietsen. De snelheid was op sommige momenten 50 kilometer per uur, maar soms – vanwege het steile hellingspercentage – ook maar 5 kilometer per uur. Eén stuk van een dagetappe was zo steil en rotsachtig, dat we anderhalf uur lang lopend de fietsen de bergpas op moesten duwen.

We reden langs azuurblauwe baaien met kleine stranden, trokken door uitgestrekte bossen, beklommen hoge bergpassen, passeerden watervallen en bronnen met heerlijk ijskoud water. We stopten in dorpjes waar minder dan tien mensen woonden. De uitzichten waren magistraal, eigenlijk amper op een foto vast te leggen. Onderweg zagen we schildpadden, vossen, roofvogels, slangen, en heel veel honden en katten. De bermen stonden volop in bloei, en de geur van oregano, tijm en rozemarijn vergezelde ons de hele dag. Felgekleurde vlinders vlogen met ons mee, en de bijenkasten waren niet te tellen.

Op sommige dagen zagen we amper mensen. Op één dag -in het hart van de Parnon – telden we zes auto’s, waarvan drie als wrak in de berm. Mijn wielrenfiets werd gaandeweg mijn maatje, die ik ’s ochtends begroette en steeds meer waardeerde. Hij en ik (en mijn reisgenoot), we deden dit samen. Toen de fietskoffer eergisteren bij terugkomst op Schiphol urenlang kwijt bleek te zijn, was ik dan ook furieus, en bezorgd mijn maatje kwijt te zijn. Het kwam uiteindelijk goed, en samen gingen we die avond terug naar huis.

Binnenkort lees je meer over mijn reis op deze website en op Passionate Journeys op Substack, platform voor SlowTravel, SlowFood en SlowPhotography.