Lawrence Durrell – Prospero’s cell

Bericht: Lawrence Durrell- Prospero's Cell. www.andergriekenland.nl“Het leven is hier goedkoop en ik heb al 18.000 woorden voor een nieuw boek geschreven. Kom ook hierheen”. Dat was de belangrijkste zin in de brief die de Britse schrijver Lawrence Durrell in het voorjaar van 1934 van zijn vriend George Wilkinson krijgt. Wilkinson is na een reis door Europa op het eiland Corfu beland en heeft zich daar tijdelijk gevestigd. Durrell heeft niet veel meer nodig; hij is 22 jaar oud en beginnend schrijver. Een land waar een fles wijn een paar cent kost en je al je tijd aan het schrijven van een boek kunt besteden, klinkt als een waar paradijs. Hij besluit dan ook met zijn vrouw Nancy naar Corfu af te reizen en overtuigt ook zijn moeder, samen met de 3 andere kinderen, mee te gaan. Lawrence en Nancy betrekken een huis aan de baai van Kalami, de rest van het gezin huurt in Perama één van de weinigen villa’s op het eiland met een badkamer.

Het blijkt een groot succes: Durrell leert de taal, absorbeert de Griekse cultuur en ontwikkelt een levenslange passie voor Griekenland. Daarnaast lukt het ook hem op Corfu te schrijven en publiceert hij een aantal boeken. “I did nothing else than write”, zo vat hij het zelf jaren later samen.
Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, keert de familie terug naar Engeland en vlucht het tweetal naar Egypte. Tijdens de oorlog schrijft hij daar, in Alexandrië, het boek dat tot op heden het belangrijkste reisboek over Corfu vormt: Prospero’s Cell. A guide to the landscape and manners of the island of Corfu. De reisjournaliste Freya Stark noemde het in een recensie in de New York Times een aantal jaren later “… one of Durrell’s best books – indeed, in its gem-like miniature quality, among the best books ever written”.
Het boek is een mozaïek van impressies, observaties, dagboekaantekeningen, afgewisseld met diepgravendere hoofdstukken over onder meer de patroonheilige van het eiland St. Spiridon, het Griekse schimmenspel Karaghiosis, de geschiedenis van Corfu en de druivenpluk. Als toegift krijgt de lezer dan ook nog “Appendix for Travellers”. Dit deel bevat een chronologische geschiedenis van het eiland, een lijst van ‘places to see’, ‘drinks to try’, ‘dishes to experiment with’ en een lijst met Griekse remedies tegen ziektes. “Seasickness: suck an lemon”, maar ook “The Evil Eye: blue stone amulet, price three drachmae. Worn by all hordes and most motor-cars”, zo leren we. Tot slot krijgt de lezer dan ook nog een hoofdstuk met een verzameling brieven van de schrijver en schilder Edward Lear, die in het midden van de 19e eeuw veel op Corfu was.

De veelzijdigheid vormt één van de charmes van het boek, maar is tegelijkertijd een manco. Als Durrell dit samenraapsel van interessante en grappige verhalen tot één coherent geheel had gesmeed, was het een beter boek geworden. Ook Durrell zelf was blijkbaar niet geheel tevreden, want hij eindigt het boek met de woorden: “Seen through the transforming lens of memory the past seemed so enchanted that even thought would be unworthy of it. We never speak of it: having escaped: the house in ruins, the little black cutter smashed. I think only that the shrine with the three black cypresses and the tiny rockpool where we bathed must still be left. Visited by the lowland summer mists the trembling landscape must still lie throughout the long afternoons, glowing and alering like a Chinese watercolour where the light of the sky leaks in. But can all these hastily written pages ever recreate more than a fraction of it?”

11 juli 2008