Patrick Leigh Fermor- Mani. Travels in the Southern Peloponnessus

Foto: Huis PLF in de Mani. Bron: patrickleighfermorsociety.org. Bericht: Patrick Leigh Fermor- Mani. www.andergriekenland.nlVia de rubriek ‘ 50 years ago’ van de Kathimerini werd ik er vrijdag aan herinnerd dat het boek Mani. Travels in the Southern Peloponnessus van de Britse schrijver Patrick Leigh Fermor 50 jaar geleden werd gepubliceerd.

De Mani is de naam van het schiereiland ten zuiden van de stad Sparti, de centrale uitloper van de Peloponnessos en het meest zuidelijk gelegen gebied van continentaal Europa.
Het is een van de meest afgelegen en onherbergzame gebieden van het land, en dat is met name te wijten aan het woeste Taygetos-gebergte, dat de ruggengraat van de Mani vormt. Dit gebergte, met toppen tot 2400 meter, strekt zich uit over een lengte van 120 kilometer. De enorme muur van wit dolomiet maakt de streek erg ontoegankelijk. Afgezien van de landschappelijke schoonheid, maken de archeologische, historische en folkloristische elementen deze streek tot een fascinerend oord. Vanwege de ontoegankelijkheid was het in veel perioden een gunstig gebied om te wonen. Het bood eeuwenlang een toevluchtsoord voor bandieten, piraten en vrijheidsstrijders. Pas vanaf het midden van de twintigste eeuw liep de streek leeg, omdat mensen er niet in hun levensonderhoud konden voorzien.

PLF trok een halve eeuw geleden door dit bijzondere gebied en schreef zijn belevenissen in het boek Mani. Travels in the Southern Peloponnessus, dat in 1958 werd gepubliceerd. Een jaar later kreeg het boek de prestigieuze Britse Duff Cooper Memorial Prize.
PLF begon zijn reis in het bergdorp Anavryti, op de flanken van het Taygetos-gebergte. Daar kreeg hij te horen: “Mani! Waarom wilden we daarheen? Het was een verschrikkelijk volk: wilde, verraderlijke mensen, messentrekkers, – machairovgaltes! – en ze schoten op mensen vanachter de rotsen.” Hij en zijn vrouw Joan lieten zich niet afschrikken, trokken dwars over het gebergte naar het dorp Kampos en belandden uiteindelijk in de kustplaats Kardamyli. Vanuit dat dorp trokken ze vervolgens het hele schiereiland rond, om uiteindelijk in het havenstadje Gythio te eindigen.
In Kardamyli had PLF verzucht: “Het was een verleidelijke gedachte een van hen te worden, me voor maanden met boeken en schrijfpapier in dit kleine hotel te vestigen.” Die gedachte heeft hem blijkbaar nooit meer losgelaten, want een aantal jaren na publicatie van het boek, kocht hij net buiten Kardamyli in het gehucht Kalomitsi een stuk grond, en vestigde hij zich daar met Joan in het door hemzelf ontworpen huis.
 Tot op de dag van vandaag woont de inmiddels 93-jarige schrijver hier.

Ik bezocht het schiereiland zelf voor het eerst in 1997. Ik maakte een bergtocht vanaf het meest noordelijke puntje van het Taygetos-gebergte naar het uiterste zuiden, een tocht van meer dan 100 kilometer. Af en toe daalde ik af naar de zee of naar het dal aan de oostzijde, om eten en drinken in te slaan, zodat ik weer een aantal dagen hoog in de bergen kon blijven. Tijdens een van die fourageer-bezoekjes belandde ik via de Vikos-kloof in Kardamyli. Daar kocht ik in het kleine – en enige -boekhandeltje in de hoofdstraat van het dorp het boek Mani. Ik las het tijdens het vervolg van mijn trektocht en heb het sindsdien nog drie keer gelezen. Het hoort voor mij tot de beste boeken over Griekenland.

Wat het zo bijzonder maakt is de verweving van zijn persoonlijke belevenissen met een uiteenzetting van de plaatselijke gebruiken, de taal, de dialecten, de kleding, de architectuur, de iconografie en de geschiedenis. Weinig reisschrijvers zijn in hun beschrijvingen zo multidisciplinair als PLF. Hij is als geen ander thuis in de Griekse geschiedenis, is een groot liefhebber van uitstervende nomadische minderheden, schrijft met verve over het Griekse bijgeloof, verdiept zich in de myroloyia (rouwzangen) en geniet ondertussen van de gastvrijheid van de Grieken en het bijbehorende eten en drinken.


Zijn manier van reizen spreekt mij erg aan. Hij reist te voet, krijgt af en toe een lift en reist soms per bus. Dat doet hij bewust, want, zo zegt hij in een ander boek: “Te voet is het, anders dan met andere vormen van reizen het geval is, onmogelijk geen contact op te doen.” Dat contact is dan ook kenmerkend voor zijn reis, en voor zijn boek. PLF raakt voortdurend in gesprek met de plaatselijke bevolking, wordt uitgenodigd te komen eten en logeren, en vraagt ondertussen iedereen het hemd van het lijf. Het schrijven van het boek was voor hem dan ook een manier om de inwoners en hun gebruiken in dit afgelegen gebied te onderzoeken en vast te leggen, voor ze zijn verdwenen.
Het Nederlands taalgebied heeft lang moeten wachten op de vertaling van Mani. Pas in 2005 verscheen de Nederlandse vertaling van het boek bij uitgeverij Atlas onder de titel Mani. Reizen door het zuiden van de Peloponnesus.

19 oktober 2008