Niet alleen de natuur en de stilte op de Ymittos in Athene verrasten mij, zoals ik een paar dagen geleden – op 12 april – schreef. Ook het klooster Kessariani dat op de westelijke flanken van de berg, bleek een bijzonderheid. Het complex ligt op een hoogte van 350 meter, te midden van pijnbomen, cipressen en olijfbomen. De stilte was onwerkelijk, vooral omdat ik een dik half uur daarvoor nog aan de rand van de stad tussen de bebouwing liep, tussen de geluiden van bouwwerkzaamheden en het geclaxoneer van auto’s. Hier hoorde je niets, behalve het gezoem van bijen en het gekwetter van vogels. Er was niemand te zien, afgezien van het meisje bij de ingang dat mij een toegangskaartje verkocht.
Het klooster, dat uit de 11e eeuw dateert, was klaarblijkelijk niet lang geleden gerenoveerd. De verschillende gebouwen rond de binnenplaats, en ook de fresco’s aan de binnenzijde van de kerk, zagen er prachtig uit.
Terwijl ik op een muurtje zat, het geheel bekeek en me probeerde voor te stellen wat zich hier op deze binnenplaats in al die voorbije eeuwen had afgespeeld, kwam een oudere dame vriendelijk glimlachend naast me ziten. Ze zei niets, ik ook niet. Ze droeg een ouderwets mantelpak van een dikke wollen stof, een enorme zwarte zonnebril en haar haar was in een perfecte wrong opgestoken. Na vijf minuten in stilte naast elkaar te hebben gezeten, bood ik haar in het Grieks een van mijn meegebrachte muffins aan. “Oh”, zei ze, “je bent Grieks! Ik dacht dat je een buitenlandse was, en ik spreek geen andere talen.” Ik legde uit dat ik weliswaar een ‘xeni‘ ben, maar ook een beetje Grieks spreek. De stilte was meteen verleden tijd.
Katherina woonde in de aangrenzende wijk met dezelfde naam als dit klooster, Kessariani. Ze kwam hier ongeveer een keer per week, liet zich met een taxi hier afzetten en weer afhalen. Een uurtje ongeveer, dat was de afspraak. “Mijn hoogtepunt van de week”, zei ze en keek me daarbij bijna verontschuldigend aan.
Ze woonde al haar leven in dit deel van de stad. “Dus ik heb veel gezien, dat kun je je voorstellen”. In 1920 woonden daar 10 mensen, zo vertelde ze. Kessariani lag toen nog buiten de stad. Na de grote volksverhuizing van Grieken uit Klein-Azië, begin jaren ’20, streken vele vluchtelingen hier neer. Ook haar ouders. De familie woonde in de begintijd in tenten. Pas later werden er houten barakken en stenen huisjes voor de vluchtelingen gebouwd. Inmiddels heeft Kessarini scholen, pleinen, restaurants, winkels en wonen er 35.000 mensen. Maar daar was heel wat aan vooraf gegaan. De armoede in de eerste jaren, de Tweede Wereldoorlog, de burgeroorlog, de junta. “Poli diskola“, het waren moeilijke tijden. Vooral de periode van de Tweede Wereldoorlog was zwaar. Kessariani was een broeinest van verzet. Dramatisch hoogtepunt was de dag 16 juni 1944, toen werden 10 mannen uit de wijk door de Duitsers doodgeschoten. “Ik kan het me nog herinneren”, zei Katharina, “ik was vijftien”. Snel rekende ik uit dat ze dan nu ongeveer 80 jaar moest zijn.
Bij het afscheid gaf ze me nog een tip: “Je moet daarboven nog even gaan kijken. Bij de Analipsi-kapel. Daar ben ik te oud voor, om nog naar boven te klimmen. Maar ik hoef ook niet meer voor de vruchtbaarheid te bidden, dat scheelt”. Daarbij gaf ze me een knipoog. Ik volgde het stenen pad de heuvel op. Binnen tien minuten stond ik voor een soort grot die tussen de bomen was gebouwd. Een wat knullig gemetseld bouwsel, te lang geleden wit geschilderd, met een groot stuk zeil erboven om de regen buiten te houden. Desondanks was het een van de meest prachtige kapellen die ik ooit zag. De grot hing en stond tjokvol met ikonen, in alle soorten en maten. Ikonen van hout, aluminium, papier, karton, sommige ingelijst, met glas ervoor, anderen niet, en daardoor sterk verkleurd, kris kras door elkaar heen.
Teruglopend naar het klooster, hoopte ik Katharina nog aan te treffen. Zij kon me vast meer vertellen over deze eigenaardige kapel. Maar ze was alweer verdwenen. Het uurtje, haar hoogtepunt van de week, was klaarblijkelijk weer voorbij.