Het bewust opzoeken van bestemmingen en bezoeken van plekken waar ooit een felle oorlog heeft gewoed, heeft niet onmiddellijk mijn voorkeur. Zo zijn er mensen die graag de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog bezoeken, naar Normandië trekken om daar de kusten te bekijken waar flink is gevochten tijdens de Tweede Wereldoorlog en graag naar militaire kerkhoven gaan. Er is zelfs een term voor: oorlogstoerisme.
Toch heb ik laatst ontdekt dat het ook wel zijn charmes heeft, om op een dergelijke plek zijn, en je proberen voor te stellen wat daar lang geleden heeft plaatsgevonden.
Griekenland is eeuwenlang onderdeel geweest van het Ottomaanse rijk. Verzet van Grieken tegen de heerschappij van de sultans was er altijd wel, maar begin 19e eeuw werd dat verzet grootschaliger en georganiseerder dan voorheen. In 1821 barstte de oorlog echt los. Ik las de afgelopen jaren vele boeken over deze Griekse onafhankelijkheidsstrijd. Wetenschappelijke boeken van historici maar ook verslagen van mensen die erbij waren: Griekse legeraanvoerders en bendeleiders als Kolokotronis en Mavrokordatos.
Nadat de Grieken jarenlang zonder hulp van buitenaf streden tegen de Turken, keerde het tij in 1827. De grootmachten Engeland, Frankrijk en Rusland besloten zich met de oorlog te bemoeien. Formeel om het arme Griekse volk te steunen, maar in werkelijkheid was hun bemoeienis vooral ingegeven door eigenbelang. De grootmachten zagen ook wel in dat het gebied in de zuidoostelijke hoek van de Middellandse Zee van groot strategisch belang was. Bij het tekenen van het Verdrag van London op 6 juli 1827 werd formeel verklaard dat men de Grieken zou steunen. George Canning, Brits premier in die periode, heeft bij dit besluit een grote rol vervuld.
Ondertussen bleef de sultan koppig doorgaan met zijn pogingen de ‘Rum-millet’ – zoals het gebied waar Grieken woonden werd genoemd – te heroveren en te behouden. En daarom besloten de grootmachten op een zeker moment tot een ultieme demonstratie van hun macht. Dat gebeurde in het najaar van 1827, aan de westkust van de Pelopónnessos.
Om een beeld te krijgen van die dramatische gebeurtenis, ben ik afgereisd naar de zuidwestelijke hoek van de Pelopónnessos. Daar, in de regio Messinië, met uitzicht op de Ionische Zee, ligt het kuststadje Pýlos.
Op een stormachtige namiddag beklim ik de trappen van het Neokástro. Dit zeshoekige fort werd in 1573 gebouwd door de Turken. Tijdens de eerste revolutiejaren kwam het al in bezit van de Grieken. Een paar jaar later, op 11 mei 1825, werd het heroverd door de Egyptische Ibrahim Pasja, een bondgenoot van de sultan.
Het is een prachtig fort, opgebouwd uit enorme dikke hoge muren van beige-grijze stenen. Eenmaal boven op de hoge kasteelmuren heb ik een geweldig uitzicht over de Baai van Navarínou. Vanwege de ligging van het langgerekt eiland Sfaktiría, hier voor de kust van Pýlos, is er een natuurlijke baai ontstaan. De opening naar de baai is zo’n kilometer breed, en de hele golf heeft een afmeting van ongeveer 5 bij 3 kilometer.