De temperatuur in de Cycladen is half september nog erg hoog. Vanochtend om acht uur, tijdens het uitgebreide ontbijt in hotel Naxos Resort, bleek de temperatuur al 28 graden. En nu, anderhalf uur later, als ik op de kade sta om op de veerboot te wachten die mij naar Páros brengt, heb ik zelfs last van de hitte (later blijkt dit een voorbode van een enorme najaarsstorm).
De Griekse zanger Yannis Parios zingt in het lied ‘Στην Πάρο και στη Νάξο’ (op Páros en op Náxos) over beide eilanden. Hij droomt ervan een boot te maken voor zijn lief en haar mee te nemen: ”Εφέτο ονειρεύομαι μια βάρκα να σου φτιάξω και να σε πάρω κούκλα μου να πάμε για τη Νάξο. Στην Πάρο και στη Νάξο τον αέρα σου ν’ αλλάξω, τον αέρα σου ν’ αλλάξω ωχ, στην Πάρο και στη Νάξο”.
Niet alleen deze zanger – zelf afkomstig van Páros – brengt beide eilanden bij elkaar. Ze zijn zo nauw met elkaar verbonden, worden zo vaak met elkaar geassocieerd, dat Grieken vaak spreken over ‘Paronaxia’, zoals Britten het woord ‘Oxbridge’ gebruiken om hun beide top-universiteiten mee aan te duiden. Of de eilanden ook op elkaar lijken, zal ik straks zien.
Lawrence Durrell is in ieder geval van mening dat ze totaal verschillend zijn. In zijn boek The Greek Islands is te lezen: “Naxos is a bit of a slut, while Paros is all gold and white like her once famous marbles. If Naxos is a vivid parrot, then Paros is a white dove. You wake earlier in Naxos, but you sleep deeper in Paros.”
Gisteravond nog heb ik een presentatie bijgewoond van dr. Dimitris Koutoulas, docent van de Universiteit van Patras en adviseur op het terrein van toerisme. Uit zijn verhaal bleek dat een van de vele charmes van de Cycladen is gelegen in de diversiteit. In feite heeft ieder eiland een eigen persoonlijkheid, aldus Koutoulas (alhoewel hij Durrell daarbij niet citeerde). Het is daarom een aanrader om vanuit Athene de boot te nemen naar één van de vele eilanden, en vervolgens iedere paar dagen weer een boot te nemen naar een ander eiland, is zijn advies. Dat gaan we nu dan ook doen. Maar voordat ik op de boot stap naar Páros, moet ik nog één ding doen: de Portara bezichtigen. Na twee volle dagen op Náxos te hebben doorgebracht, heb ik dit bouwwerk – dat op alle brochures prijkt – , hét ikoon van het eiland, nog steeds niet bekeken. Dat is in feite vergelijkbaar met Athene bezoeken en het Parthenon niet hebben gezien. Ik loop vanuit de haven over de stenen pier naar het monument.
De Portara is een kolossale, ogenschijnlijk volmaakt vierkante, marmeren boog naast de haven van Chora. Het bouwwerk staat op het eilandje Palati. Dit was ooit gewoon een heuvel, maar werd door de stijging van de zeewaterspiegel een eilandje. Tegenwoordig is het eiland verbonden met de boulevard door een kleine dam. De enorme poort had eigenlijk de ingang moeten worden van de Apollo-tempel, gericht op het nabij gelegen eiland Delos. Men begon met de bouw rond 530 voor Christus, in de tijd van Lydgamis de tiran, maar de tempel werd nooit afgebouwd. Het onvoltooide bouwwerk deed in de 5e en 6e eeuw na Christus dienst als kerk. En stukken marmer werden later gebruikt voor de bouw van onder meer het kastro in Chora. De poort is enorm, dat blijkt pas echt als ik ervoor sta. De lokale bevolking noemt de Portara ook wel ‘de poort naar nergens’ en dat bevalt me wel. Graag zou ik – in dit zachte ochtendlicht – even over de touwen, die de afzetting vormen, klimmen. Dwars door de poort, op weg naar ‘nergens’.
12 december 2012