Kleine dorpjes met nauwe steegjes en witgepleisterde huisjes met blauw geverfde deuren en kozijnen. Kerkjes met blauwe koepels verspreid over zandkleurige heuvels. Daarboven een strakblauwe lucht, omzoomd door een turquoise gekleurde zee. Dat is wat de meeste mensen voor zich zien als ze aan Griekenland denken.
Toch ziet de meerderheid van de 227 bewoonde eilanden in Griekenland er niet zo uit, en het Griekse vasteland al helemaal niet. De beelden die we in brochures van reisorganisaties, reclamefilmpjes en reisgidsen krijgen voorgeschoteld, geven ons in feite een vertekend beeld. De marketeers van deze organisaties en uitgeverijen kiezen de meest esthetische plaatsen van een land, of kiezen de beelden waarvan zij denken dat die beantwoorden aan de verlangens van ons als klant. Dat lot is niet alleen Griekenland beschoren, elders is het net zo. Ook ons eigen Nederland bestaat tot verbazing van sommige buitenlandse toeristen niet alleen uit frisgroene weilanden, kleurrijke tulpenvelden, bonte koeien en authentieke molens.
Dit typisch Griekse archetype is wel degelijk te vinden. Verschillende eilanden van de Cycladen, ten zuidoosten van de hoofdstad Athene, vertonen dit bijna perfecte blauw-witte plaatje. Lang geleden bezocht ik er tijdens een hete zomer drie: Santorini, Paros en Antiparos. Ook toen al – eind jaren ’80 – werden deze fotogenieke eilanden overspoeld door toeristen. In de jaren daarna koos ik tijdens mijn reizen om die reden voor eilanden in andere regio’s van Griekenland – of liever nog – voor het groene, bergachtige vasteland. Daar was het niet zo druk en lagen de prijzen van accommodaties en restaurants ook veel lager.
Tot ik een paar jaar geleden door Grieken werd uitgenodigd buiten het drukke seizoen Naxos en Paros te bezoeken en een jaar later het onbekende Cycladische eiland Kea bezocht voor een wandelweek. Tot mijn eigen verrassing raakte ik gecharmeerd van de eilandsfeer en zag ik dat de toeristenstroom ook te ontwijken valt. In de jaren daarna bezocht ik dan ook achtereenvolgens Milos, Sifnos, Syros en Santorini. Het archetypische Griekenland is toch wel prachtig, concludeerde ik. Acht eilanden van de 24 bewoonde Cycladische eilanden heb ik nu bezocht, dus ik kan voorlopig nog vooruit.
Deze keer is Mykonos aan de beurt. Om eerlijk te zijn had ik van tevoren enige twijfels. Mykonos staat bekend als het meest mondaine en duurste eiland van de Cycladen. Iedere zomer komt hier een gezelschap van internationale acteurs, fotomodellen, zangers en Arabische oliesjeiks bijeen, en ook de Griekse jetset mag hier graag vertoeven. Dat begon in de jaren ’50 met de scheepsmagnaten Aristoteles Onassis en Stavros Niarchos, die met hun dure jachten met vriendinnen als Maria Callas, later Jacky Kennedy en vele andere gasten hier in de zomer aanmeerden. Daarna volgden in de jaren ’60 beroemdheden als Marlon Brando, Sophia Loren, Brigit Bardot en Grace Kelly. Vanaf eind jaren ’60 ging het hier echt los. Mykonos werd beroemd om de nachtenlange feesten met veel drank en drugs, en om de tolerante sfeer richting hippies, gays en de internationale jetset. Mick Jagger en de andere Stones kwamen hier graag, de eerste gay-tent Pierro’s werd in 1973 geopend en sommige eilandbewoners praten nog steeds over de befaamde nachten in discotheek 9 Muses. Vanaf de jaren ’80 kwam ook de rugzaktoerist en daarna stortten ook de reguliere reisorganisaties zich op dit eiland.
Ook nu nog kijkt niemand hier op van privé-vliegtuigen, helicopters en dure jachten. Peperdure dj’s als Armin van Buuren, Diplo, Skrillex, DJ Tiesto, David Guetta en Avicci worden voor één nachtje ingevlogen om te draaien in wereldberoemde strandtenten als Cavo Paradiso en Paradise Club. Bekende Griekse chef-koks koken hier in luxueus ingerichte hotels en restaurants, en vermaarde binnenhuisarchitecten en ontwerpers verzorgen de stijlvolle inrichting van mooie strandtenten en clubs. Dat alles wist ik. Maar hoe zou het echt zijn?
Met een binnenlandse vlucht vanuit Athene komen we eind mei binnen een half uur op Mykonos aan, waar de hotelier klaarstaat en ons in 10 minuten naar het hotel bij het dorp Korfos brengt. De straten zijn nog nat van een regenbui, de lucht is grijs, er staat een flinke wind en de kite-surfers op het strand van Korfos maken spectaculaire sprongen en andere manoeuvres. Het hotel is mooi en rustig gelegen. De ligstoelen bij het zwembad staan vanwege de buien die ochtend opgestapeld onder een afdak en behalve de staf is er geen mens te bekennen. Na het inchecken maken we een wandeling door Korfos – niet veel meer dan een kruispunt met een supermarkt, een bushalte, een restaurantje en een bakker – en lopen we naar be baai van Ornos. Het strand is vrijwel verlaten. In een strandtent drinkt een handjevol mensen een drankje en een sigaarrokende man ligt in zijn eentje op het immens grote zonneterras van Mykonos Ammos Hotel. Om eerlijk te zijn vind ik het heerlijk rustig en ontspannen, maar is dit nou het ‘Ibiza van Griekenland’?
De dag daarna is de zon doorgebroken. We ontbijten buiten, en bezoeken opnieuw de baai van Ornos. Nu ziet alles er anders uit. We drinken een cappuccino freddo bij de drukbezochte strandtent Aperanto Galazio, huren een strandbedje en lezen binnen een middag een boek uit. Die avond nemen we een aperitief bij de bar van het Kensho Boutique Hotel, de zon gaat prachtig onder in de roze gekleurde baai en daarna eten we bij Kuzina, het restaurant van het Mykonos Blanc Hotel. Kleine bootjes brengen mensen van peperdure jachten aan wal, om te gaan eten op een van de vele terrassen. Het leven is goed.
De dag daarna bezoeken we het belangrijkste dorp, ‘Mykonos stad’, door de Grieken Chora genoemd. Chora blijkt een walhalla van winkeltjes, hotels, restaurants en cafés. Ooit in een ver verleden was er hier veel rijkdom vanwege de zeevaart en die voormalige grandeur is nog goed zichtbaar. In veel oude statige panden huist nu een hotel of winkel. Behalve de geijkte souvenirs vind je hier ook winkels van Louis Vuitton, Victoria Secret en Chanel.
Al snel raken we onze oriëntatie kwijt in het labyrint. De ober van een terras waar we tussen de middag neerstrijken, vertelt dat de smalle steegjes in het witgepleisterde dorp ooit bewust zo onoverzichtelijk zijn ingericht. De wirwar van straatjes had tot doel de veiligheid in tijden van zeepiraten te vergroten. Een snelle inname van dit dorp lijkt me inderdaad vrijwel onmogelijk. “Je moet gewoon heel vaak terugkomen, dan vind je je weg gaandeweg wel”, zegt hij gekscherend bij het afscheid. “Tot morgen!”
De taxichauffeur maakt het auto-portier open, incasseert zijn geld, laat ons uitstappen en stuift weg. We zijn vanuit Chora weer huiswaarts gekeerd, naar het hotel. Taxichauffeur Kostas verklaarde zijn haast onderweg al. Er lagen die dag 4 grote cruise-schepen in de haven en dat betekende dat er die middag zo’n 12.000 mensen extra op het eiland waren. Het merendeel zou in de smalle steegjes van Chora blijven om te winkelen en op een terras te gaan zitten, maar een deel zou zich met een taxi willen verplaatsen naar een strand of andere plek op het eiland. “En er zijn maar 27 taxi’s op het hele eiland”. Hij zelf werkte meestal 15 uur per dag. Het zou zonde zijn om de kans op een rit te laten liggen op dergelijke dagen.
Zou het dan niet slim zijn, gezien de enorme toestroom van toeristen in de zomer én gezien de grote werkloosheid in Griekenland, om meer mensen een licentie te geven? vroeg ik hem. “Nee”, zo legde hij uit, “want in de winter is hier vrijwel niemand – alleen katten – en dan zijn al die taxichauffeurs weer werkloos. Je krijgt bovendien überhaupt geen licentie als je hier niet woont. Dus je mag niet vanuit het vasteland gedurende de zomermaanden hier als chauffeur komen werken, en dan weer vertrekken. Maar dit systeem werkt ook niet. Helemaal niet. Je kunt hier geen taxi reserveren, je kunt alleen op het moment zelf bellen, en dan moet je maar hopen dat er een taxi beschikbaar is. De eiland-bewoners hebben veelal eigen vervoer, maar de toeristen die geen auto of motor huren, hebben wel een probleem. En de hotels moeten vaak nul op rekest geven als hun gasten per taxi ergens heen willen”.
In de daarop volgende dagen bezoeken we meerdere stranden, nemen we de boot naar het archeologisch interessante eiland Delos en gaan nog een paar keer terug naar Chora. Bij ons tweede bezoek aan het havenstadje nemen we de lokale bus terug. Naast me zit de 30-jarige Vassilis. Hij is afkomstig van de stad Thessaloniki en is deze zomer werkzaam als ober in een restaurant in Ornos. We praten over de vele lege ligbedden en terrasstoelen van de afgelopen dagen. Hij vertelt dat het inderdaad nog vrij rustig is in de strandtenten van Ornos, maar volgende week is het een hel, dan gaat het los. Dan herken je de baai niet meer. “Zie je daar niet tegenop?” vraag ik hem. “Nee, helemaal niet, dan verdienen we veel meer, ook aan fooien. En er komen veel mooie vrouwen!”
Meerdere keren die week speek ik met hoteleigenaar Nikos. Hij is op het eiland geboren, zijn moeder heeft dit hotel in de jaren ’70 opgestart, dus hij heeft alle fasen van het toerisme meegemaakt en veel gezien in al die jaren. Het leven op Mykonos is niet alleen maar rozengeur en maneschijn. Het taxiprobleem is een van de problemen. Hoteleigenaren proberen dat probleem de laatste jaren te omzeilen door zelf een luxe busje te laten rijden voor hun gasten.
Iets anders is het gebrek aan woonruimte voor de lokale bevolking. “Omdat de prijzen van het vastgoed op dit eiland zo hoog liggen, kan de gemiddelde eilandbewoner geen betaalbaar huur- of koophuis vinden. Dit is ook een probleem voor de duizenden seizoenswerkers in de toeristenindustrie. Ieder voorjaar komt er zo’n 6000 extra mensen op het eiland werken”, aldus Nikos. Ik knik, ik sprak in de eerste dagen inderdaad een ober uit Thessaloniki, een ontbijtdame uit Lamia en een serveerster uit Piraeus. “Maar waar moeten al die mensen wonen? Er is hier geen goedkope woonruimte te huur, er zijn hier geen huizen die je met een paar mensen kunt delen. Een huiseigenaar verdient namelijk aanzienlijk veel meer met datzelfde huis aan toeristen te verhuren of er een hotel van te maken. Aan een toerist verdient hij 100-200 euro per nacht, terwijl een arbeider misschien 300 euro per maand kan betalen”.
Die avond, als ik in mijn hotelkamer mijn tanden wil poetsen, komt er geen water meer uit de kraan. Ik pak een fles water, poets mijn tanden en ga naar bed. De volgende ochtend is er gelukkig gewoon weer water. “Ja”, vertelt Nikos bij het ontbijt, “daar heb je meteen het derde probleem van dit eiland bij de kop. Er is op Mykonos vrijwel geen natuurlijk water. Vroeger werd het aangevoerd in schepen vanuit Attica. Sinds een aantal jaren hebben we een verziltingsfabriek. Op dit moment zelfs al meerdere. Maar in de zomermaanden zijn er soms naast de 7000 vaste eilandbewoners, zo’n 100.000 toeristen op het eiland. En dan is er echt te weinig water. Daar komt bij dat de gemiddelde toerist steeds meer eist. Dagelijkse schoonmaak van de hotelkamer, twee maal per week frisse lakens, dagelijks schone handdoeken, een groen grasveld met een weelderige tuin bij het hotel. Dat kost allemaal gigantisch veel water”.
Ik had graag verder gepraat, maar het werd me ook wel duidelijk dat Nikos niet stond te springen om alle problemen van zijn eiland voor me op een rijtje te zetten. Waarschijnlijk had ik er voor zijn gevoel al teveel ontdekt.
Hij hoeft zich geen zorgen te maken. Ik kijk met plezier terug op de 10 dagen die ik op Mykonos doorbracht. Het beeld dat ik vantevoren had, klopt helemaal. Het eiland is zelfs mooier dan de plaatjes. Vooral ‘s ochtends vroeg en ‘s avonds is het licht fenomenaal. Zoals Lawrence Durrell in zijn boek The Greek Islands schreef: “Take Picasso, Brancusi and Gaudi, knock their heads together, and you might get something like Mykonos by evening light, fundering into violet whitheness against a blue-black sea.” Maar dat het toerisme en vooral het grote aantal bezoekers in de zomermaanden op dit kleine eiland tot gigantische problemen leidt, is me ook wel duidelijk geworden. Tot slot: neem voldoende geld mee, want de prijzen liggen hoger dan elders in Griekenland (alhoewel je ook gewoon een broodje gyros voor 3 euro kunt kopen, een brood voor 80 cent en een koffie voor 1 euro), een lege koffer voor al je aankopen, en huur een auto of scooter zodat je mobiel bent en niet afhankelijk van de weinige taxi’s en overvolle bussen.