Afgelopen weekend ben ik in Athene aangekomen. Vanuit mijn hotel in de wijk Psiri liep ik aan het begin van de avond nog even de stad in. De winkels waren weliswaar dicht, maar het weer was zacht, en de mensen flaneerden over straat.
Vier jaar geleden, vlak voor de Olympische Spelen in 2004, was ik hier voor het laatst. Toen was de stad één grote bouwput en vroeg ik me af of alles in die twee maanden die de Grieken nog restte, klaar zou zijn. Nu zag alles er stukken mooier uit. Wat mij verraste was de enorme hoeveelheid politie op straat. Overal liepen en stonden agenten en ik moest steeds opzij voor de vele busjes met het opschrift Municipal Police.
Lopend door de winkelstraat Ermou, op weg naar het opgeknapte Syntagma-plein, hoorde ik ineens een enorm gekrijs, en vlak voor mijn neus (en die van vele andere flaneerders), sprong een groep agenten uit een busje en stortte zich op de Nigeriaanse straatverkopers. Die hadden binnen no time hun straatwaar (die dit seizoen vooral uit Louis Vuiton-tassen bestaat) in een grote doek samengepakt, en met die enorm bundels stoven ze alle kanten op. Eén was er net niet snel genoeg, hij werd door de agenten meegesleurd naar de politiebus.
Ik bleef staan, net als tientallen andere voorbijgangers.
Mensen blijven in dergelijke omstandigheden vaak uit nieuwsgierigheid staan, maar nu bekroop mij het vermoeden dat al die mensen – inclusief ikzelf – bleven staan om te voorkomen dat de agenten zich zouden misdragen. De laatste jaren hebben kranten een aantal keren bericht over gevallen waarbij illegalen werden gemolesteerd door politieagenten. Vorige zomer overleed er zelfs een Nigeriaanse straatventer toen de politie hem nazat en hij van het gebouw sprong waar dit zich afspeelde. Mijn vermoeden werd al snel bevestigd. Een jonge vrouw die naast mij stond zei in het Grieks ‘de hufters!’ en toen ik vroeg wie ze bedoelde, de Nigerianen of de politieagenten, zei ze verontwaardigd: “Nee, de politie natuurlijk!”
.
De Nigeriaanse pechvogel, die een Arsenal voetbal-shirt met de naam van de voetballer Thierry Henry droeg, schreeuwde en probeerde zich los te rukken. Maar tegen een politiemacht van inmiddels 12 man was hij uiteraard niet opgewassen. Toen hem na veel gedoe uiteindelijk naar zijn papieren werd gevraagd, haalde hij een rozekleurig papier uit zijn broekzak. Blijkbaar was daar niets mis mee, want nadat dit papiertje door alle 12 agenten was bestudeerd, mocht Henry weer gaan.
Een kwartier later zag ik een colonne van een twintigtal Afrikaanse mannen met hun bundels straatwaar vanuit het Syntagmaplein richting Omonia lopen, waarschijnlijk op zoek naar een andere plaats om hun Louis Vuiton-tassen aan de man de brengen. Ook Henry was weer aangesloten.
24 maart 2008