* 19 juni 2014 *
Op de ochtend na mijn aankomst in Rhodos-stad verken ik de omgeving. De stadsplattegrond die ik ’s ochtends bestudeer, is vrij helder. Er ligt een dikke muur om Rhodos-stad heen. Die muur is ongeveer 4 kilometer lang. Hij begint bij de zee, loopt in een grote boog landinwaarts en eindigt ook weer bij de zee. Daarbuiten liggen de moderne wijken van de stad, het voetbalstadion, de universiteit en de meeste winkels. Binnen die immense middeleeuwse muur, via 11 toegangspoorten bereikbaar, ligt het oude deel.
Op de avond van mijn aankomst heb ik al een klein stukje van die oude stad gezien. Ik was hier om half 9, in een huis dat volgens de eigenaresse meer dan 1000 jaar oud is, in een rustig straatje aan de rand van de Joodse wijk. Op zoek naar eten en een glas wijn ben ik vlak na aankomst bergafwaarts gelopen, richting de zee, door de pittoreske straat die de naam van de filosoof en wiskundige Pythagoras draagt. Stenen bogen overspanden de smalle straat. Om de huizen aan weerszijden bij eventuele aardbevingen te beschermen en te stutten, hoor ik later.
Binnen 5 minuten stond ik op het Hippocrates-plein, tussen de toeristen, tavernes, roepende obers, schreeuwende papegaaien en winkeltjes vol souvenirs. Linksaf slaan was geen verbetering. De levendige Sokratous waar ik belandde, is misschien wel de drukste en meest toeristische straat van de stad. Vrij snel ben ik opnieuw een zijstraatje ingeslagen. En weer een, en opnieuw een, op de vlucht voor deze onverwachte drukte, tot ik plotseling na 10 minuten gemeander weer in mijn pittoreske Pythagoras stond.
Daar ben ik neergestreken op het kleine terras van taverne Astra, waar ik een onbekend gerecht at: linzen met gegrilde octopus. Een geweldige combinatie met de fles witte wijn van wijnhuis Hatzimichalis. Bij de buur-taverne speelden een gitarist en bouzoukispeler de sterren van de hemel. Het Griekse publiek zong luidkeels mee, terwijl de ober van Astra de volumeknop van zijn muziekinstallatie met een cd van Charis Alexiou steeds hoger draaide.
Na het eten kreeg ik van hem een bord vers fruit en een glaasje masticha met honing. Omdat de fles masticha bijna leeg was, vulde hij mijn glaasje nog twee keer bij. Het restant van mijn fles wijn werd – ongevraagd – keurig ingepakt, ‘voor thuis’. In de kakofonie van twee elkaar beconcurrerende restaurantjes ben ik terug gelopen via het met bogen overspannen straatje naar mijn middeleeuwse huis. Op het dakterras keek ik nog even uit over de zee. Een vrolijk verlicht cruiseschip, groot als een flatgebouw, voer net de haven uit.