Middeleeuws Rhodos.

Foto: Paleis van de Grootmeester.

* 29 juni 2014 *

Op de eerste ochtend na aankomst in Rhodos-stad ben ik vroeg wakker. De zon is net opgekomen. Na een ontbijt van yoghurt met honing en muesli ga ik op pad. Net als gisteravond loop ik via de Pythagóra naar beneden, het hart van het centrum in. Nu bij daglicht, en zonder die vele mensen, zie je pas goed hoe de binnenstad eruit ziet. Het overgrote deel van de gebouwen stamt uit de middeleeuwen. De straatjes zijn smal en worden overspannen door stenen bogen. Deze dienen ter versteviging van de huizen bij aardbevingen, lees ik later.

Ik loop door naar het meest bekende gebouw van de stad: het Paleis van de Grootmeesters. De Grieken noemen dit gebouw Kastello, of Paláti tou Megálou Magístrou.
Zigeunerkinderen van een jaar of 6 zitten op dit vroege uur al op de stoepjes voor de ingang. Het zijn zowel jongens als meisjes en ze hebben stuk voor stuk een accordeon waar ze mee jongleren en spelen. Een jongen zingt met een hoge stem een bekend zigeuner-
liedje van Manolis Angelopoulos.
Als ik door de grote poort het kasteel betreedt, zijn er nog geen andere toeristen. Het gebouw doet nu dienst als museum, en de personeelsleden groepen samen bij de kassa. Bij de ingang hangt een banier, waarop een dringende oproep wordt gedaan om de vele ontslagen onder het personeel als gevolg van de afspraken met de trojka een halt toe te roepen.

Het enorme kasteel dateert uit de 14e eeuw. Het was het hoofdkwartier en paleis van de
Johannieter-orde, de Ridders die hier op Rhodos in die periode de dienst uitmaakten. De lege binnenplaats is omgeven door kruisgangen en bogen, die vol staan met Hellenistische beelden; uit een heel ander tijdperk dus. Ze stonden hier nog niet ten tijde van de Ridders. De Italianen – die begin 20e eeuw het eiland bestierden – haalden ze van het eiland Kos. Eigenijk vind ik de vloeren het mooist, zowel binnen als buiten. Het zijn ingenieus gelegde mozaïeken, uit allerlei verschillende periodes.

Wie waren die Ridders en hoe kwamen ze hier terecht? De Ridderlijke Orde van St. Jan ontstond in 1099 in Jeruzalem, ten tijde van de eerste kruistocht. Daar bestierden christelijke broeders een ziekenhuis annex gastenverbijf voor pelgrims uit het Westen. De naam van de orde was afkomstig van de schutspatroon die ze hadden gekozen; de heilige Johannes de Doper. In de 12e eeuw kreeg het liefdadigheidsinitiatief steeds meer een militair karakter. De Johannieters waren op een zeker moment zelfs de belangrijkste aanvoerders van de kruistochten.
In de 13 eeuw werden ze verjaagd uit Palestina en namen ze hun toevlucht op Cyprus. Niet lang daarna veroverden ze het strategisch gelegen Rhodos, van waaruit ze hun strijd tegen de moslims voortzetten. Ze versterkten de stadsmuren, bouwden woonhuizen, kerken, ziekenhuizen en gastenverblijven. In 1522 was het afgelopen; sultan Suleyman de Grote versloeg de Ridders waarna ze uitweken naar het eiland Malta.

De stadswijk rond het Paleis van de Grootmeesters is de belangrijkste reden dat Rhodos-stad in 1988 werd opgenomen op de Werelderfgoedlijst van Unesco. De Franse reiziger René Aubert de Vertot schreef in 1727 al: “Al die edele gebouwen bij elkaar, samen met de
vestingwerken, maken Rodos tot één van de mooiste steden van het Oosten”.
Deze wijk werd ook wel Collachium of ‘Verboden Stad’ genoemd, omdat de lokale bevolking hier niet mocht wonen en ’s nachts überhaupt niet kon komen. Hier ligt het voormalig hospitaal, de gastenhuizen en de mooiste straat van de hele stad: de Ippoton of Ridderstraat. Daar bevinden zich de gemeenschapshuizen en stallen van de verschillende groepen Ridders. De Ridders waren namelijk naar land en taal georganiseerd in groepen die ‘Tongen’ werden genoemd. In de Ippoton lagen onder meer het Spaanse, Franse en Provencaalse gemeenschapshuis.
Het huidige stadsbestuur heeft de straat goed geconserveerd en heeft weten te voorkomen dat de mooie panden zijn gekocht door ondernemers die er waarschijnlijk winkels, restaurants en hotels in zouden hebben gevestigd. Daardoor heerst er – vooral op dit vroege uur – een serene stilte. Het verschil tussen de middeleeuwse straatjes van de gewone bevolking – χώρα of Burg genoemd – en dit Collachium is ook nu, in 2014, nog steeds groot.

In een plaatselijke kiosk op de hoek van de Ippoton koop ik het boek  De Ridders van Rhodos. Zittend in de vroeg ochtendzon, op een trap van het middeleeuwse ‘Nieuwe Hospitaal’ lees ik de rest van de ochtend over grootmeesters, ridders, veroveraars, burgers, kooplui, ambachtslieden, slaven en kapelaans.