Onderweg, vliegend boven de Egeïsche zee, vroeg ik me af wat me te wachten stond. Afgaande op het publiek om me heen in het vliegtuig, en de verhalen over Rhodos die ik had gehoord: veel toeristen op zoek naar zee, zon en strand, op weg naar een relatief goedkope all inclusive vakantie. Een eiland met veel discotheken, waterparken en strandvertier. De berichten over dronken Britse toeristen in de badplaats Faliraki komen iedere zomer wel weer voorbij in de Griekse nieuwsberichten. Om te voorkomen dat ik in dát Rhodos zou belanden, had ik een huis gehuurd in het oude deel van de stad Rhodos, binnen de stadswallen, aan de rand van de Joodse wijk.
De aankomst op de luchthaven Diagoras belooft niet veel goeds. Bussen staan klaar om alle – nog bleke – nieuwelingen naar hun hotel te vervoeren. Denemarken, Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië, daar komen de vliegtuigen op deze vroege avond vandaan. En de hal stroomt tegelijkertijd vol met bruin geworden inwoners uit diezelfde landen, op weg terug. Ook de taxirit van het vliegveld naar de stad stemt niet heel vrolijk. Ik zie een kuststrook met grote hotels van vele verdiepingen, en de hoofdstraten van de dorpjes Kremasti en Kritika zijn bezaaid met restaurants, barretjes en winkels met goedkope strandspullen. Dit is vanzelfsprekend goed voor de inkomens van de Rhodenzers. Taxi-chauffeur Vasilis vertelt me dat het eiland in feite 8 maanden lang verzekerd is van inkomsten; veel langer dan andere Griekse eilanden. Alleen in de maanden november tot en met februari komt het toeristenseizoen hier tot stilstand. De crisis heeft hier minder hard toegeslagen dan in andere delen van het land, aldus Vasilis.
De taxi-chauffeur stopt aan de rand van de enorme stadsmuren van Rhodos, bij een grote toegangspoort. Dit is de Πύλη Αγίου Ιωάννου (Píli Agíou Ioánnou), de St.Janspoort. Later hoor ik dat deze poort door de plaatselijke bevolking ook wel ‘Kókini pórta’ (rode poort) wordt genoemd, ter herinnering aan al diegenen die hun leven hebben gelaten bij de verdediging van deze poort en daarmee van de stad. Ik loop over een oude brug die me door de poort de stad in leidt. En dan, van het ene op het andere moment, is alles anders. Ik bevind me plotseling in een echt middeleeuws stadje. De huizen in het eerste straatje waar ik beland, zijn eeuwenoud, opgebouwd uit een prachtig soort zandsteen of gestuct in een zandkleur. De straten zijn niet geasfalteerd maar sierlijk belegd met kleine kiezelsteentjes. Op de hoek van de Αρχιεπισκόπου Ευθυμίου/Archiepiskopou Efthimiou zitten vier mannen op leeftijd op eenvoudige houten krukjes rond een fles raki en een tavli-bord. Een kat drinkt water uit een gebroken wit bordje dat iemand op straat heeft gezet. Een andere kat schiet weg door een gat in een kapotte houten voordeur.
Een paar tellen later sta ik voor het huis. Het valt op, want het is wit gestuct, en ligt temidden van bouwvallen en andere huizen die dat stadium nog net niet hebben bereikt en nog worden bewoond. Op het pleintje bij het huis staat een eeuwenoude fontein, niet meer in gebruik. De buurman groet me: “Yassou koritsi” en dan klop ik op de dikke houten deur.
Gepubliceerd 14 juni 2014.