Sarakatsani, de Griekse nomaden

Foto: hutten van Sarakatsani. Bron: greecebyagreek.com. Bericht: Sarakatsani, de Griekse nomaden. www.andergriekenland.nlVandaag bracht de postbode een boek: Honour, Family and Patronage: A Study of Institutions and Moral Values in a Greek Mountain Community. Dit boek van de Britse antropoloog John Campbell is begin jaren ’60 gepubliceerd, maar is nog steeds het meest gezaghebbende boek over de Sarakatsani, een Grieks nomadendenvolk.

Wonen er in dit land, dat deel uitmaakt van de Europese Unie, waar miljoenen toeristen ieder jaar hun vakantie doorbrengen, waar mobiele telefoons en filialen van McDonalds gemeengoed zijn, nomaden? Ja, inderdaad.

De Sarakatsani leven vooral in het Pindos-gebergte, in de provincie Epirus. En daarnaast ook in Thessalië, Macedonië en Thracië. Ze leven van de veeteelt, van de verkoop van vlees, melk en kaas. Het gaat daarbij met name om schapen, en in mindere mate om geiten.
De Sarakatsani zijn semi-nomaden. Ze leven gedurende de zomermaanden hoog in de bergen en in de winter in de laagvlaktes, kuststreken of heuvels. Hun systeem van halfjaarlijkse verhuizing was altijd sterk georkestreerd. Op de feestdag van Aghios Giorgos (Sint Joris), 23 april, trok men de bergen in. En zes maanden later, op de feestdag van Aghios Dimitris, op 26 oktober, verhuisde men weer naar de lager gelegen gebieden. Die tocht vond niet op één dag plaats, maar duurde vaak dagen, zelfs weken. Men trok met de hele familie, inclusief schapen, geiten, paarden, bijbehorende honden en alles wat men nodig had om een half jaar ergens te verblijven, iedere dag een stuk verder. Dat gebeurde te voet. Iedere avond werd een kampement opgeslagen, en de dag daarna werd de trektocht voortgezet. Op de plaats van bestemming werden hutten gebouwd en stallen voor de dieren ingericht. Meestal was dat dezelfde plaats als het jaar daarvoor, en kon men de bouwsels van de jaren daarvoor hergebruiken. Iedere familie had een vaste stek. Zo’n plek werd een stani genoemd.

Tegenwoordig leven veel Sarakatsani sedentair. Ze wonen in huizen, gaan naar school, studeren, en oefenen andere beroepen uit dan dat van schaapsherder. Toch worden de tradities door dit herdersvolk zo veel mogelijk in stand gehouden. Tot voor kort hadden ze het gebruik, alleen binnen eigen volk te trouwen, hetgeen bijdroeg tot het behoud van hun cultuur.


In de jaren ’90 kwam ik tijdens mijn trektochten door het Pindos-gebergte nog wel eens een Sarakatsani-gemeenschap tegen. De verschillende stani die ik aantrof, waren niet makkelijk te benaderen. Dat kwam deels door de honden eromheen, die zich goede waakdieren toonden. En het lag ook aan het feit, dat de stani in vele gevallen overdag alleen door de vrouwen werd bemensd, en zij niet erg geneigd waren om vreemden te bejegenen. Toch ben ik wel eens uitgenodigd melk te komen drinken in een stani. In alle gevallen was dat ’s avonds, als de man ook ter plekke was. Het ging vaak om verlegen, stugge mensen, niet gewend aan veel sociaal contact. Maar met een schat aan informatie over mogelijke pasovergangen, bronnen met drinkwater, begaanbare routes, de aanwezigheid van beren en wolven, de weersomstandigheden. Kortom: van wezenlijk belang voor ons.

27 juli 2010