Vertrokken naar Platanias, ‘paradisos iene’.

“Je kunt het ook níet doet, dan heb je daar de rest van je leven spijt van…”.

Het huis is een typisch Grieks familiehuis. Het is geen strak vormgegeven, wit huis met blauwe luiken, zoals velen zich een Grieks huis voorstellen. Het is van hout en van steen gemaakt. Het is met eigen handen en met liefde gebouwd door een Griekse familie uit Volos. Er is geen zwembad, er is geen wifi, het heeft weinig luxe. Maar tegelijkertijd is het prachtig, compact, handig en groot genoeg. Het heeft een grote veranda en een gigantische tuin, vol bloemen, planten, kruiden en bomen. Er staan zo’n 40 fruitbomen met appels, kersen, pruimen, sinaasappels, citroenen, mispels, walnoten, granaatappels, kweeperen en mandarijnen. En natuurlijk zijn er ook olijfbomen, waarvan de oudste maar liefst 400 jaar oud is. Rond de veranda groeien druiven, in de tuin staan allerlei kruiden. En misschien wel het meest bijzondere, het huis heeft een eigen waterput. Het ligt in een klein Grieks dorpje aan de zuidoostelijke kust van Pilion, tussen de huizen van Griekse families, op loopafstand van het strand. In het dorp wonen vrijwel geen andere buitenlandse tweede huizenbezitters.

Marieke en Wilbert komen al jaren in Griekenland. Jaren, dat wil zeggen, al sinds 1979. Bijna 40 jaar dus. En dan kun je wel zeggen dat je Griekenland goed kent. Ze kwamen hier voor het eerst met z’n tweetjes, “met een rugzak en vrij weinig te besteden”, lacht Wilbert. Ze schenken koffie voor me in en serveren cake in hun Haagse huis gevuld met kasten met boeken over Griekenland, in alle talen. Wilbert studeerde een aantal jaren geleden geschiedenis en schreef zijn afstudeerscriptie over de Griekse burgeroorlog. Samen buigen we ons over de ontelbare interessante boeken, maar daarna vertellen ze weer verder. Hun zwarte kat Irini nestelt zich naast me op de bank.

In 1979 namen ze vanuit Athene een boot naar een willekeurig eiland, en vanuit dat eiland een andere boot naar een ander eiland, en zo ging dat nog even door. Ze sliepen op campings en kampeerden op het strand. Het leven was mooi en Griekenland viel in de smaak. Het licht, de zon, de zee en de bergen. Ze vielen voor de gastvrijheid, het optimisme en de openheid en hartelijkheid van de mensen. Een jaar later kwamen ze opnieuw. En het jaar daarna weer. Ze bezochten in die jaren onder meer Kos, Amorgos, Tinos, de Peloponnessos,  Kreta, Lefkas, Corfu, Paxos, Lesbos, Thassos, Chios, Samos en Ithaki.

Toen ze in de loop der jaren kinderen kregen (3 zoons), trokken ze ook als gezin naar Griekenland. Niet meer rondtrekkend met een rugzak, maar nu verblijvend in een appartementje of huisje. Toen ze op een zeker moment genoeg hadden van de toeristische plekken waar huur-appartementjes in die tijd meestal gelegen waren, stuitten ze op Jacobos, die in die periode een van de eersten was die zich richtte op accommodaties ‘weg van het massatoerisme’. Dat was echt iets voor Marieke en Wilbert. Via Jacobos kwamen ze op de meest bijzondere plekken, onder meer op Kreta en de Peloponnessos, in het Griekenland dat nog authentiek was.

Op een zeker moment, inmiddels was het al 1996, lag de nieuwe brochure van Jacobos op de deurmat. Op de allerlaatste pagina stond een huis dat meteen in de smaak viel bij de familie. Marieke vertelt: “dat huis, op die laatste pagina, daar viel mijn oog meteen op, dat zag er zo mooi en sympathiek uit, dat wilden we huren. En dat gebeurde dus, het jaar daarna, in 1997”. Het huis bleek eigendom van een familie die in Volos woonde, en dit huis gebruikte als zomerhuis. Eigenaar Dino (Konstandinos) had het zelf gebouwd en was trots op het huis en de bijbehorende tuin. Vanaf dat moment was de keuze iedere keer weer snel gemaakt. Meestal werd meteen na afloop gereserveerd bij Dino voor het jaar daarna, of twee jaar daarna. Gaandeweg raakten ze ook goed bevriend met Dino en zijn vrouw Konstandina. Wilbert (lange tijd werkzaam in de bouw) hielp mee met klussen in het huis, groenten en fruit uit de tuin werden gedeeld, en samen dronken ze menig glas.

En toen, tijdens hun bezoek in 2007, was er iets eigenaardigs aan de hand. Ze waren weer op vakantie in dit heerlijke huis, maar Dino gedroeg zich gedurende hun verblijf anders dan anders. “We zeiden tegen elkaar, zou hij ziek zijn, of is er iets anders in zijn privé-leven wat niet goed zit?”, vertelt Marieke. Die vraag bleef hangen, tot op de laatste avond. Dino kwam langs om afscheid te nemen, omdat de vakantie van het gezin er weer op zat, en vertelde met een bedrukt gezicht dat hij het zomerhuis moest gaan verkopen. Zijn zoon, op wiens naam hij het laten zetten, had het geld nodig voor de verbouwing van zijn eigen huis. Dino wilde het eigenlijk niet verkopen, het huis lag hem zo na aan het hart. Hoe verdrietig was dat, Marieke en Wilbert voelden met hem mee. Maar toen kwam de aap uit de mouw. Er was eigenlijk maar één familie aan wie hij het zou willen overdoen, zei Dino emotioneel, en dat waren Marieke en Wilbert.

Tsja, wat te doen? Ze voelden zich vereerd, dat zeker. Ze hadden ook wel eens gedacht en gesproken over de aankoop van een huisje in Griekenland, maar twijfelden ook. Ieder jaar naar dezelfde plek, wilden ze dat wel? Was er wel genoeg tijd en ruimte in hun drukke leven met werk en gezin, om regelmatig naar een tweede huis te kunnen gaan? En hadden ze daar het geld wel voor? Ze beloofden Dino na te denken over zijn aanbod en reisden terug naar Nederland. Gedurende een paar maanden werd er veel gepraat, gedacht en gerekend. Uiteindelijk trok zoon Marten Jesse een eenvoudige en tegelijkertijd heldere conclusie. Hij zei: “Je kunt het ook niet doet, dan heb je daar de rest van je leven spijt van”. Hoe waar was dat. In januari van het jaar daarna trokken ze opnieuw naar Platanias, om nog eens naar het huis te gaan kijken. Ze schrokken van de staat van het huis. Waarschijnlijk waren die mankementen er altijd al geweest, maar ze keken nu natuurlijk door de ogen van de rationele Nederlander die een huis gaat kopen. Toch werd uiteindelijk in de loop van dat jaar, na het nodige uitzoekwerk en notarieel geregel, en de vele en onmisbare hulp van Elxis in Utrecht, overgegaan tot de koop. Dino en Dina waren blij, en Marieke en Wilbert waren blij.

Inmiddels, zo’n elf jaar later, zijn ze nog meer verknocht aan het huis dan ze al waren. Ze reizen meerdere malen per jaar af naar Pilion. Hun Grieks is inmiddels redelijk te noemen. Al in de jaren ’80 namen ze lessen aan de Volksuniversiteit, en nog steeds hebben ze wekelijks samen privé-les bij een Griek in Den Haag. “Het is hard werken”, vertellen ze beide, “want het is een moeilijke taal”.

“Het is vreemd”, zegt Wilbert, “ook ons leven hier in Den Haag is een stuk lichter geworden.” Iedere keer uitkijken naar het volgende bezoek aan Platanias maakt het ook hier tussen het werk en de hectiek van het Nederlandse leven, veel makkelijker. Een van de bijzondere aspecten, is dat ze nu in alle seizoenen naar Griekenland gaan. “En al die verschillende seizoenen zijn in Griekenland zo mooi”, vertelt Wilbert. Vorig jaar was het wel erg extreem. Marieke was in januari met twee vriendinnen – die een huisje hadden gehuurd in het dorp – afgereisd naar Pilion. “Plotseling sloeg het weer om. Net voor de sneeuwval bereikten we het dorp. Het bleef vriezen en sneeuwen! Ik heb drie dagen ingesneeuwd gezeten. Gelukkig is de waterleiding niet bevroren, zoals dat bij andere families in de dagen wel het geval was”. 

Als ze er niet zijn, houdt een bevriend Albanees echtpaar uit het dorp een oogje in het zeil. Bij grote droogte wordt de tuin gesproeid, bij slecht weer gaan ze even kijken of alles nog in orde is. En Dino, inmiddels ver in de tachtig, komt ook af en toe kijken. Dan gaat hij op een muurtje zitten, kijkt gelukzalig naar de mooie tuin en mompelt ‘Paradisos iene”.

Dit artikel verscheen in het herfstnummer van Griekenland Magazine, 2018.